'Wel' in de Bijbel
Ik doop u wel met water tot bekering; maar Die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen; Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen.
Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel dengenen, die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen;
Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De oogst is wel groot; maar de arbeiders zijn weinige;
Hoe veel gaat nu een mens een schaap te boven? Zo is het dan op de sabbatdagen geoorloofd wel te doen.
Toen antwoordden sommigen der Schriftgeleerden en Farizeen, zeggende: Meester! wij willen van U wel een teken zien.
Hetwelk wel het minste is onder al de zaden, maar wanneer het opgewassen is, dan is 't het meeste van de moeskruiden, en het wordt een boom, alzo dat de vogelen des hemels komen en nestelen in zijn takken.
Gij geveinsden! Wel heeft Jesaja van u geprofeteerd, zeggende:
Toen kwamen Zijn discipelen tot Hem, en zeiden tot Hem: Weet Gij wel, dat de Farizeen deze rede horende, geergerd zijn geweest?
En des morgens: Heden onweder; want de hemel is droevig rood. Gij geveinsden! het aanschijn des hemels weet gij wel te onderscheiden, en kunt gij de tekenen der tijden niet onderscheiden?
Doch Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Elias zal wel eerst komen, en alles weder oprichten.
En Hij zeide tot hen: Mijn drinkbeker zult gij wel drinken, en met den doop, waarmede Ik gedoopt worde, zult gij gedoopt worden; maar het zitten tot Mijn rechter- en tot Mijn linker hand staat bij Mij niet te geven, maar het zal gegeven worden dien het bereid is van Mijn Vader.
En zeiden tot Hem: Hoort Gij wel, wat dezen zeggen? En Jezus zeide tot hen: Ja; hebt gij nooit gelezen: Uit de mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebt Gij U lof toebereid?
Toen zeide hij tot zijn dienstknechten: De bruiloft is wel bereid, doch de genoden waren het niet waardig.
Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij zijt den witgepleisterden graven gelijk, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen zijn zij vol doodsbeenderen en alle onreinigheid.
Alzo ook schijnt gij wel den mensen van buiten rechtvaardig, maar van binnen zijt gij vol geveinsdheid en ongerechtigheid.
En zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht! over weinig zijt gij getrouw geweest; over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heeren.
Zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest; over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heeren.
De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee dien mens, door welken de Zoon des mensen verraden wordt; het ware hem goed, zo die mens niet geboren was geweest.
Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.
Hij heeft op God betrouwd; dat Hij Hem nu verlosse, indien Hij Hem wel wil; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (14)
- Exodus (4)
- Leviticus (4)
- Numberi (2)
- Deuteronomium (12)
- Jozua (4)
- Richteren (3)
- Ruth (2)
- 1 Samuël (9)
- 2 Samuël (8)
- 1 Koningen (3)
- 2 Koningen (12)
- 1 Kronieken (2)
- 2 Kronieken (3)
- Nehemia (4)
- Esther (2)
- Job (2)
- Psalmen (19)
- Spreuken (6)
- Prediker (2)
- Hooglied (1)
- Jesaja (9)
- Jeremia (15)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (9)
- Daniël (5)
- Hosea (3)
- Amos (1)
- Micha (3)
- Nahum (2)
- Zefanja (1)
- Mattheüs (20)
- Markus (12)
- Lukas (11)
- Johannes (12)
- Handelingen (15)
- Romeinen (16)
- 1 Corinthiërs (17)
- 2 Corinthiër (4)
- Galaten (1)
- Filippenzen (6)
- Colossenzen (1)
- 1 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (4)
- 2 Timotheüs (1)
- Titus (1)
- Filémon (1)
- Hebreeën (13)
- Jakobus (3)
- 1 Petrus (6)
- 2 Petrus (1)
- Judas (1)