'Woorden' in de Bijbel
Zo wij een woord opnemen tegen u, zult gij verdrietig zijn? Nochtans wie zal zich van woorden kunnen onthouden?
Uw woorden hebben den struikelende opgericht, en de krommende knieen hebt gij vastgesteld;
Want het zou nu zwaarder zijn dan het zand der zeeen; daarom worden mijn woorden opgezwolgen.
Mijn ziel weigert uw woorden aan te roeren; die zijn als mijn laffe spijze.
Zult gij, om te bestraffen, woorden bedenken, en zullen de redenen des mismoedigen voor wind zijn?
Hoeveel te min zal ik Hem antwoorden, en mijn woorden uitkiezen tegen Hem?
Zou de veelheid der woorden niet beantwoord worden, en zou een klapachtig man recht hebben?
Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt?
Bestraffende door woorden, die niet baten, en door redenen, met dewelke hij geen voordeel doet?
Zal er een einde zijn aan de winderige woorden? Of wat stijft u, dat gij alzo antwoordt?
Zou ik ook, als gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over u met mijn hoofd schudden?
Hoe lang is het, dat gijlieden een einde van woorden zult maken? Merkt op, en daarna zullen wij spreken.
Hoe lang zult gijlieden mijn ziel bedroeven, en mij met woorden verbrijzelen?
Och, of nu mijn woorden toch opgeschreven wierden. Och, of zij in een boek ook wierden ingetekend!
Aan wien hebt gij die woorden verhaald? En wiens geest is van u uitgegaan?
De oversten hielden de woorden in, en leiden de hand op hun mond.
Dat voor tarwe distelen voortkomen, en voor gerst stinkkruid! De woorden van Job hebben een einde.
Ziet, ik heb gewacht op ulieder woorden; ik heb het oor gewend tot ulieder aanmerkingen, totdat gij redenen uitgezocht hadt.
Nu heeft hij tegen mij geen woorden gericht, en met ulieder woorden zal ik hem niet beantwoorden.
Zij zijn ontzet, zij antwoorden niet meer; zij hebben de woorden van zich verzet.
Want ik ben der woorden vol; de geest mijns buiks benauwt mij.
En gewisselijk, o Job! hoor toch mijn redenen, en neem al mijn woorden ter ore.
Zeker, gij hebt gezegd voor mijn oren, en ik heb de stem der woorden gehoord;
Hoort, gij wijzen, mijn woorden, en gij verstandigen, neigt de oren naar mij.
Want het oor proeft de woorden, gelijk het gehemelte de spijze smaakt.
Zo er dan verstand bij u is, hoor dit; neig de oren tot de stem mijner woorden.
Dat Job niet met wetenschap gesproken heeft, en zijn woorden niet met kloek verstand geweest zijn.
Zo heeft Job in ijdelheid zijn mond geopend, en zonder wetenschap woorden vermenigvuldigd.
Want voorwaar, mijn woorden zullen geen valsheid zijn; een, die oprecht is van gevoelen, is bij u.
Wie is hij, die den raad verduistert met woorden zonder wetenschap?
Het geschiedde nu, nadat de HEERE die woorden tot Job gesproken had, dat de HEERE tot Elifaz, den Themaniet, zeide: Mijn toorn is ontstoken tegen u, en tegen uw twee vrienden, want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (21)
- Exodus (16)
- Numberi (6)
- Deuteronomium (39)
- Jozua (9)
- Richteren (7)
- 1 Samuël (31)
- 2 Samuël (9)
- 1 Koningen (11)
- 2 Koningen (16)
- 1 Kronieken (3)
- 2 Kronieken (22)
- Ezra (4)
- Nehemia (8)
- Esther (5)
- Job (31)
- Psalmen (17)
- Spreuken (21)
- Prediker (12)
- Jesaja (13)
- Jeremia (79)
- Ezechiël (10)
- Daniël (13)
- Hosea (2)
- Amos (3)
- Micha (1)
- Zacharia (5)
- Maleachi (2)
Verwante onderwerpen
- Anderen Die Niet Antwoorden
- Antwoorden
- Antwoorden Door Vuur
- Beantwoorden
- De Kracht Van Woorden
- De Woorden Van De Discipelen
- God Beantwoorden
- God Zal Antwoorden