'Zijner' in de Bijbel
Hebt Gij niet een betuining gemaakt voor hem, en voor zijn huis, en voor al wat hij heeft rondom? Het werk zijner handen hebt Gij gezegend, en zijn vee is in menigte uitgebroken in den lande.
Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt.
Dewijl zijn dagen bestemd zijn, het getal zijner maanden bij U is, en Gij zijn bepalingen gemaakt hebt, die hij niet overgaan zal;
Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten.
De treden zijner macht zullen benauwd worden, en zijn raad zal hem nederwerpen.
De eerstgeborene des doods zal de grendelen zijner huid verteren, zijn grendelen zal hij verteren.
Den arbeid zal hij wedergeven en niet inslokken; naar het vermogen zijner verandering, zo zal hij van vreugde niet opspringen.
Dit is het deel des goddelozen mensen van God, en de erve zijner redenen van God.
Want wat lust zou hij na zich aan zijn huis hebben, als het getal zijner maanden afgesneden is?
Deze sterft in de kracht zijner volkomenheid, daar hij gans stil en gerust was;
Zijn melkvaten waren vol melk, en het merg zijner benen was bevochtigd.
Zou Hij naar de grootheid Zijner macht met mij twisten? Neen; maar Hij zou acht op mij slaan.
Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd.
Is er een getal Zijner benden? En over wien staat Zijn licht niet op?
Ziet, dit zijn maar uiterste einden Zijner wegen; en wat een klein stukje der zaak hebben wij van Hem gehoord? Wie zou dan den donder Zijner mogendheden verstaan?
Zo ik zijn vermogen gegeten heb zonder geld, en de ziel zijner akkerlieden heb doen hijgen;
Ook wordt hij gestraft met smart op zijn leger, en de sterke menigte zijner beenderen;
Zijn vlees zal frisser worden dan het was in de jeugd; hij zal tot de dagen zijner jonkheid wederkeren.
Hoe dan tot Dien, Die het aangezicht der vorsten niet aanneemt, en den rijke voor den arme niet kent? Want zij zijn allen Zijner handen werk.
Daarom dat zij van achter Hem afgeweken zijn, en geen Zijner wegen verstaan hebben;
Mijn Vader, laat Job beproefd worden tot het einde toe, om zijner antwoorden wil onder de ongerechtige lieden.
Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet; er is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren.
Kan men ook verstaan de uitbreidingen der wolken, en de krakingen Zijner hutte?
Hoort met aandacht de beweging Zijner stem, en het geluid, dat uit Zijn mond uitgaat!
Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden.
Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot den plasregens des regens; dan is er de plasregen Zijner sterke regenen.
Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen?
Als het hem lust, zijn staart is als een ceder; de zenuwen zijner schaamte zijn doorvlochten.
Ik zal zijn leden niet verzwijgen, noch het verhaal zijner sterkte, noch de bevalligheid zijner gestaltenis.
Elk een zijner niezingen doet een licht schijnen; en zijn ogen zijn als de oogleden des dageraads.
Van zijn verheffen schromen de sterken; om zijner doorbrekingen wille ontzondigen zij zich.
En Job leefde na dezen honderd en veertig jaren, dat hij zag zijn kinderen, en de kinderen zijner kinderen, tot in vier geslachten.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (36)
- Exodus (16)
- Leviticus (25)
- Numberi (14)
- Deuteronomium (23)
- Jozua (4)
- Richteren (8)
- Ruth (2)
- 1 Samuël (12)
- 2 Samuël (7)
- 1 Koningen (14)
- 2 Koningen (21)
- 1 Kronieken (11)
- 2 Kronieken (31)
- Ezra (4)
- Nehemia (1)
- Esther (5)
- Job (32)
- Psalmen (51)
- Spreuken (15)
- Prediker (3)
- Hooglied (1)
- Jesaja (30)
- Jeremia (26)
- Klaagliederen (3)
- Ezechiël (23)
- Daniël (12)
- Hosea (1)
- Obadja (1)
- Jona (2)
- Micha (5)
- Nahum (2)
- Habakuk (1)
- Zacharia (1)
- Maleachi (2)