Ik heb lief, want de HEERE hoort mijn stem, mijn smekingen;

Kostelijk is in de ogen des HEEREN de dood Zijner gunstgenoten.

Wat zal ik den HEERE vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen?

Ik heb geloofd, daarom sprak ik; ik ben zeer bedrukt geweest.

De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis.

Mijn ziel! keer weder tot uw rust, want de HEERE heeft aan u welgedaan.

De HEERE is genadig en rechtvaardig, en onze God is ontfermende.

Ik zal den beker der verlossingen opnemen, en den Naam des HEEREN aanroepen.

Och, HEERE! zekerlijk ik ben Uw knecht, ik ben Uw knecht, een zoon Uwer dienstmaagd; Gij hebt mijn banden losgemaakt.

Ik zal U offeren, offerande van dankzegging, en den Naam des HEEREN aanroepen.

Want Gij, HEERE! hebt mijn ziel gered van de dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van aanstoot.

De HEERE bewaart de eenvoudigen; ik was uitgeteerd, doch Hij heeft mij verlost.

Maar ik riep den Naam des HEEREN aan, zeggende: Och HEERE! bevrijd mijn ziel.

Ik zeide in mijn haasten: Alle mensen zijn leugenaars.

Want Hij neigt Zijn oor tot mij; dies zal ik Hem in mijn dagen aanroepen.

Mijn geloften zal ik den HEERE betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk.

Ik zal wandelen voor het aangezicht des HEEREN, in de landen der levenden.

In de voorhoven van het huis des HEEREN, in het midden van u, o Jeruzalem! Hallelujah!

Mijn geloften zal ik den HEERE betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk.