'Pad' in de Bijbel
Dan zal een slang zijn aan den weg, een adderslang nevens het pad, bijtende des paards verzenen, dat zijn rijder achterover valle.
Maar de Engel des HEEREN stond in een pad der wijngaarden, zijnde een muur aan deze, en een muur aan gene zijde.
Want weinige jaren in getal zullen er nog aankomen, en ik zal het pad henengaan, waardoor ik niet zal wederkeren.
Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben?
De roofvogel heeft het pad niet gekend, en het oog der kraai heeft het niet gezien.
Zij breken mijn pad af, zij bevorderen mijn ellende; zij hebben geen helper van doen.
Achter zich verlicht hij het pad; men zou den afgrond voor grijzigheid houden.
Gij zult mij het pad des levens bekend maken; verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht; liefelijkheden zijn in Uw rechterhand, eeuwiglijk.
En die is als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held, om het pad te lopen.
HEERE! leer mij Uw weg, en leid mij in het rechte pad, om mijner verspieders wil.
Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad.
Uw weg was in de zee, en Uw pad in grote wateren, en Uw voetstappen werden niet bekend.
Hij woog een pad voor Zijn toorn; Hij onttrok hun ziel niet van den dood; en hun gedierte gaf Hij aan de pestilentie over.
Beth. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord.
Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.
Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad.
Daarom heb ik alle Uw bevelen, van alles, voor recht gehouden; maar alle valse pad heb ik gehaat.
Als mijn geest in mij overstelpt was, zo hebt Gij mijn pad gekend. Zij hebben mij een strik verborgen op den weg, dien ik gaan zou.
Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.
Dan zult gij verstaan gerechtigheid, en recht, en billijkheden, en alle goed pad.
Kom niet op het pad der goddelozen, en treed niet op den weg der bozen.
Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe.
Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt.
Het pad tot het leven is desgenen die de tucht bewaart; maar die de bestraffing verlaat, doet dwalen.
In het pad der gerechtigheid is het leven; en in den weg van haar voetpad is de dood niet.
De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; en die de bestraffing haat, zal sterven.
De weg des luiaards is als een doornheg; maar het pad der oprechten is wel gebaand.
Het pad des rechtvaardigen is geheel effen, den gang des rechtvaardigen weegt Gij recht.
Met wien heeft Hij raad gehouden, die Hem verstand zou geven, en Hem zou leren van het pad des rechts, en Hem wetenschap zou leren, en Hem zou bekend maken den weg des veelvoudigen verstands?
Dat hij ze najaagde en doortrok met vrede, door een pad, hetwelk hij met zijn voeten niet gegaan had?
Alzo zegt de HEERE, Die in de zee een weg, en in de sterke wateren een pad maakte;