34 gebeurtenissen

'Zot' in de Bijbel

Al wie kloekzinnig is, handelt met wetenschap; maar een zot breidt dwaasheid uit.

Dat een beer, die van jongen beroofd is, een man tegemoet kome, maar niet een zot in zijn dwaasheid.

De weelde staat een zot niet wel; hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten!

Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het verstand uwer woorden verachten.

Gelijk de sneeuw in den zomer, en gelijk de regen in den oogst, alzo past den zot de eer niet.

Antwoord den zot naar zijn dwaasheid, opdat hij in zijn ogen niet wijs zij.

Hij snijdt zich de voeten af, en drinkt geweld, die boodschappen zendt door de hand van een zot.

Gelijk hij, die een edel gesteente in een slinger bindt, alzo is hij, die den zot eer geeft.

De ogen des wijzen zijn in zijn hoofd, maar de zot wandelt in de duisternis. Toen bemerkte ik ook, dat enerlei geval hun allen bejegent.

Want er zal in eeuwigheid niet meer gedachtenis van een wijze, dan van een dwaas zijn; aangezien hetgeen nu is, in de toekomende dagen altemaal vergeten wordt; en hoe sterft de wijze met den zot?

De zot vouwt zijn handen samen, en eet zijn eigen vlees.

Want wat heeft de wijze meer dan de zot? Wat heeft de arme meer, die voor de levenden weet te wandelen?

De woorden van een wijzen mond zijn aangenaam; maar de lippen van een zot verslinden hemzelve.

De vorsten van Zoan zijn zot geworden, de vorsten van Nof zijn bedrogen; zij zullen ook Egypte doen dwalen, tot den uitersten hoek zijner stammen.

Het zwaard zal zijn over de leugenaars, dat zij zot worden; het zwaard zal zijn over haar helden, dat zij versagen;

Zoekresultaten op Versies

Zoekresultaten op Boek

Alle Boeken

Public domain