'Af' in de Bijbel
De HEERE snijde af alle vleiende lippen, de grootsprekende tong.
Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af; van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God.
Verberg Uw aangezicht niet voor mij, keer Uw knecht niet af in toorn; Gij zijt mijn Hulp geweest, begeef mij niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils!
Een psalm van David. Tot U roep ik, HEERE! mijn Rotssteen, houd U niet als doof van mij af; opdat ik niet, zo Gij U van mij stil houdt, vergeleken worde met degenen, die in den kuil nederdalen.
Samech. Wijk af van het kwaad, en doe het goede; zoek den vrede, en jaag dien na.
He. Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers niet, om kwaad te doen.
Samech. Wijk af van het kwade, en doe het goede, en woon in eeuwigheid.
[ (Psalms 39:14) Wend U van mij af, dat ik mij verkwikke, eer dat ik heenga, en ik niet meer zij. ]
Laat af, en weet, dat Ik God ben; Ik zal verhoogd worden onder de heidenen, Ik zal verhoogd worden op de aarde.
O God! verbreek hun tanden in hun mond; breek af de baktanden der jonge leeuwen, o HEERE!
Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek haar uit het midden van Uw boezem; maak een einde.
Evenwel is God mijn Koning van ouds af, Die verlossingen werkt in het midden der aarde.
Gij, vreselijk zijt Gij; en wie zal voor Uw aangezicht bestaan, van den tijd Uws toorns af?
Ten dage mijner benauwdheid zocht ik den HEERE; mijn hand was des nachts uitgestrekt, en liet niet af; mijn ziel weigerde getroost te worden.
Doch Hij, barmhartig zijnde, verzoende de ongerechtigheid, en verdierf hen niet; maar wendde dikwijls Zijn toorn af, en wekte Zijn ganse grimmigheid niet op.
Van toen af is Uw troon bevestigd, Gij zijt van eeuwigheid af.
Dies Hij zeide, dat Hij hen verdelgen zou, ten ware Mozes, Zijn uitverkorene, in de scheure voor Zijn aangezicht gestaan had, om Zijn grimmigheid af te keren, dat Hij hen niet verdierf.
Van den opgang der zon af tot haar nedergang, zij de Naam des HEEREN geloofd.
Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.
Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw rechten zijn goed.
Waterbeken vlieten af uit mijn ogen, omdat zij Uw wet niet onderhouden.
Een lied Hammaaloth. Zij hebben mij dikwijls benauwd van mijn jeugd af, zegge nu Israel;
Zij hebben mij dikwijls van mijn jeugd af benauwd; evenwel hebben zij mij niet overmocht.
Weer het aangezicht Uws Gezalfden niet af, om Davids, Uws knechts wil.
Die de eerstgeborenen van Egypte sloeg, van den mens af tot het vee toe.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (32)
- Exodus (31)
- Leviticus (4)
- Numberi (19)
- Deuteronomium (21)
- Jozua (26)
- Richteren (39)
- Ruth (3)
- 1 Samuël (39)
- 2 Samuël (37)
- 1 Koningen (20)
- 2 Koningen (57)
- 1 Kronieken (16)
- 2 Kronieken (35)
- Ezra (7)
- Nehemia (7)
- Esther (4)
- Job (14)
- Psalmen (25)
- Spreuken (16)
- Prediker (5)
- Hooglied (2)
- Jesaja (52)
- Jeremia (33)
- Klaagliederen (3)
- Ezechiël (33)
- Daniël (9)
- Hosea (8)
- Joël (1)
- Amos (2)
- Jona (2)
- Micha (5)
- Nahum (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (1)
- Maleachi (2)