'Af' in de Bijbel
Grijp de tucht aan, laat niet af; bewaar ze, want zij is uw leven.
Wijk niet ter rechter hand of ter linkerhand, wend uw voet af van het kwade.
Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest; van den aanvang, van de oudheden der aarde aan.
Des wijzen leer is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.
De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken.
Elke wijze vrouw bouwt haar huis; maar die zeer dwaas is, breekt het af met haar handen.
De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.
Een zacht antwoord keert de grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen.
Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend; en door de vreze des HEEREN wijkt men af van het kwade.
De baan der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt zijn ziel, die zijn weg bewaart.
Laat af, mijn zoon, horende de tucht, af te dwalen van de redenen der wetenschap.
Het is eer voor een man, van twist af te blijven; maar ieder dwaas zal er zich in mengen.
Vermoei u niet om rijk te worden; sta af van uw vernuft.
Hij snijdt zich de voeten af, en drinkt geweld, die boodschappen zendt door de hand van een zot.
De wonden des liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn af te bidden.
Spotdrijvende lieden blazen een stad aan brand; maar de wijzen keren den toorn af.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (32)
- Exodus (31)
- Leviticus (4)
- Numberi (19)
- Deuteronomium (21)
- Jozua (26)
- Richteren (39)
- Ruth (3)
- 1 Samuël (39)
- 2 Samuël (37)
- 1 Koningen (20)
- 2 Koningen (57)
- 1 Kronieken (16)
- 2 Kronieken (35)
- Ezra (7)
- Nehemia (7)
- Esther (4)
- Job (14)
- Psalmen (25)
- Spreuken (16)
- Prediker (5)
- Hooglied (2)
- Jesaja (52)
- Jeremia (33)
- Klaagliederen (3)
- Ezechiël (33)
- Daniël (9)
- Hosea (8)
- Joël (1)
- Amos (2)
- Jona (2)
- Micha (5)
- Nahum (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (1)
- Maleachi (2)