'Doen' in de Bijbel
Heb ik gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? Waarom hebt Gij mij U tot een tegenloop gesteld, dat ik mijzelven tot een last zij?
Zie, Hij zal roven, wie zal het Hem doen wedergeven? Wie zal tot Hem zeggen: Wat doet Gij?
Uw handen doen mij smart aan, hoewel zij mij gemaakt hebben, te zamen rondom mij zijn zij, en Gij verslindt mij.
Gedenk toch, dat Gij mij als leem bereid hebt, en mij tot stof zult doen wederkeren.
Hebt Gij mij niet als melk gegoten, en mij als een kaas doen runnen?
Zouden uw leugenen de lieden doen zwijgen, en zoudt gij spotten, en niemand u beschamen?
Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten?
Zijn vertrouwen zal uit zijn tent uitgerukt worden; zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen.
Daarom doen mijn gedachten mij antwoorden, en over zulks is mijn verhaasten in mij.
Het oog, dat hem zag, zal het niet meer doen; en zijn plaats zal hem niet meer aanschouwen.
Maar is Hij tegen iemand, wie zal dan Hem afkeren? Wat Zijn ziel begeert, dat zal Hij doen.
Zij doen de nooddruftigen wijken van den weg; te zamen versteken zich de ellendigen des lands.
Den naakte doen zij weggaan zonder kleed, en hongerig, die garven dragen.
Zij breken mijn pad af, zij bevorderen mijn ellende; zij hebben geen helper van doen.
(Want wat zou ik doen, als God opstond? En als Hij bezoeking deed, wat zou ik Hem antwoorden?
Zo ik zijn vermogen gegeten heb zonder geld, en de ziel zijner akkerlieden heb doen hijgen;
Behalve wat ik zie, leer Gij mij; heb ik onrecht gewrocht, ik zal het niet meer doen.
Want gij hebt gezegd: Wat zou zij u baten? Wat meer voordeel zal ik daarmede doen, dan met mijn zonde?
Vanwege hun grootheid doen zij de onderdrukten roepen; zij schreeuwen vanwege den arm der groten.
Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde.
Om het woeste en het verwoeste te verzadigen, en om het uitspruitsel der grasscheutjes te doen wassen.
Zijn adem zou kolen doen vlammen, en een vlam komt uit zijn mond voort.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (42)
- Exodus (63)
- Leviticus (97)
- Numberi (69)
- Deuteronomium (118)
- Jozua (27)
- Richteren (27)
- Ruth (4)
- 1 Samuël (35)
- 2 Samuël (31)
- 1 Koningen (39)
- 2 Koningen (34)
- 1 Kronieken (11)
- 2 Kronieken (21)
- Ezra (17)
- Nehemia (17)
- Esther (20)
- Job (23)
- Psalmen (59)
- Spreuken (17)
- Prediker (10)
- Hooglied (3)
- Jesaja (76)
- Jeremia (102)
- Klaagliederen (5)
- Ezechiël (96)
- Daniël (21)
- Hosea (17)
- Joël (3)
- Amos (9)
- Obadja (1)
- Jona (2)
- Micha (7)
- Habakuk (1)
- Zefanja (7)
- Zacharia (8)
- Maleachi (2)
- Mattheüs (25)
- Markus (17)
- Lukas (41)
- Johannes (22)
- Handelingen (23)
- Romeinen (16)
- 1 Corinthiërs (7)
- 2 Corinthiër (8)
- Galaten (6)
- Efeziërs (1)
- 1 Thessalonicenzen (2)
- 2 Thessalonicenzen (2)
- 1 Timotheüs (3)
- 2 Timotheüs (1)
- Filémon (2)
- Hebreeën (11)
- Jakobus (5)
- 1 Petrus (4)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (2)
- 3 Johannes (1)
- Openbaring (7)