'Heb' in de Bijbel
Waarom ben ik niet gestorven van de baarmoeder af, en heb den geest gegeven, als ik uit den buik voortkwam?
Maar gelijk als ik gezien heb: die ondeugd ploegen, en moeite zaaien, maaien dezelve.
Ik heb gezien een dwaas wortelende; doch terstond vervloekte ik zijn woning.
Dat zou nog mijn troost zijn, en zou mij verkwikken in den weedom, zo Hij niet spaarde; want ik heb de redenen des Heiligen niet verborgen gehouden.
Heb ik gezegd: Brengt mij, en geeft geschenken voor mij van uw vermogen?
Leert mij, en ik zal zwijgen, en geeft mij te verstaan, waarin ik gedwaald heb.
Heb ik gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? Waarom hebt Gij mij U tot een tegenloop gesteld, dat ik mijzelven tot een last zij?
Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien.
Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen?
Ziet nu, ik heb het recht ordentelijk gesteld; ik weet, dat ik rechtvaardig zal verklaard worden.
Hoeveel misdaden en zonden heb ik? Maak mijn overtreding en mijn zonden mij bekend.
Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen;
Ik heb vele dergelijke dingen gehoord; gij allen zijt moeilijke vertroosters.
Ik heb een zak over mijn huid genaaid; ik heb mijn hoorn in het stof gedaan.
Maar ook het zij waarlijk, dat ik gedwaald heb, mijn dwaling zal bij mij vernachten.
Ik heb aangehoord een bestraffing, die mij schande aandoet; maar de geest zal uit mijn verstand voor mij antwoorden.
Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen.
Aan Zijn gang heeft mijn voet vastgehouden; Zijn weg heb ik bewaard, en ben niet afgeweken.
Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd.
Ik heb een verbond gemaakt met mijn ogen; hoe zou ik dan acht gegeven hebben op een maagd?
Zo ik met ijdelheid omgegaan heb, en mijn voet gesneld heeft tot bedriegerij;
Zo mijn hart verlokt is geweest tot een vrouw, of ik aan mijns naasten deur geloerd heb;
Zo ik versmaad heb het recht mijns knechts, of mijner dienstmaagd, als zij geschil hadden met mij;
Zo ik den armen hun begeerte onthouden heb, of de ogen der weduwe laten versmachten;
En mijn bete alleen gegeten heb, zodat de wees daarvan niet gegeten heeft;
(Want van mijn jonkheid af is hij bij mij opgetogen, als bij een vader, en van mijner moeders buik af heb ik haar geleid;)
Zo ik iemand heb zien omkomen, omdat hij zonder kleding was, en dat de nooddruftige geen deksel had;
Zo ik mijn hand tegen den wees bewogen heb, omdat ik in de poort mijn hulp zag;
Zo ik het goud tot mijn hoop gezet heb, of tot het fijn goud gezegd heb: Gij zijt mijn vertrouwen;
Zo ik het licht aangezien heb, wanneer het scheen, of de maan heerlijk voortgaande;
Zo ik verblijd ben geweest in de verdrukking mijns haters, en mij opgewekt heb, als het kwaad hem vond;
(Ook heb ik mijn gehemelte niet toegelaten te zondigen, mits door een vloek zijn ziel te begeren).
Zo ik, gelijk Adam, mijn overtredingen bedekt heb, door eigenliefde mijn misdaad verbergende!
Zo ik zijn vermogen gegeten heb zonder geld, en de ziel zijner akkerlieden heb doen hijgen;
Hierom antwoordde Elihu, de zoon van Baracheel, den Buziet, en zeide: Ik ben minder van dagen, maar gijlieden zijt stokouden; daarom heb ik geschroomd en gevreesd, ulieden mijn gevoelen te vertonen.
Ziet, ik heb gewacht op ulieder woorden; ik heb het oor gewend tot ulieder aanmerkingen, totdat gij redenen uitgezocht hadt.
Als ik nu acht op u gegeven heb, ziet, er is niemand, die Job overreedde, die uit ulieden zijn redenen beantwoordde;
Ik heb dan gewacht, maar zij spreken niet; want zij staan stil; zij antwoorden niet meer.
Zie nu, ik heb mijn mond opengedaan; mijn tong spreekt onder mijn gehemelte.
Zeker, gij hebt gezegd voor mijn oren, en ik heb de stem der woorden gehoord;
Ik ben rein, zonder overtreding; ik ben zuiver, en heb geen misdaad.
Zo zal Hij hem genadig zijn, en zeggen: Verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale, Ik heb verzoening gevonden.
Hij zal de mensen aanschouwen, en zeggen: Ik heb gezondigd, en het recht verkeerd, hetwelk mij niet heeft gebaat;
Zo er redenen zijn, antwoord mij; spreek, want ik heb lust u te rechtvaardigen.
Zekerlijk heeft hij tot God gezegd: Ik heb Uw straf verdragen, ik zal het niet verderven.
Behalve wat ik zie, leer Gij mij; heb ik onrecht gewrocht, ik zal het niet meer doen.
Wacht u, wend u niet tot ongerechtigheid; overmits gij ze in dezen verkoren heb, uit oorzake van de ellende.
Dien Ik de wildernis tot zijn huis besteld heb, en het ziltige tot zijn woningen.
Is het naar uw bevel, dat de arend zich omhoog verheft, en dat hij zijn nest in de hoogte maakt? [ (Job 39:31) Hij woont en vernacht in de steenrots, op de scherpte der steenrots en der vaste plaats. ] [ (Job 39:32) Van daar speurt hij de spijze op; zijn ogen zien van verre af. ] [ (Job 39:33) Ook zuipen zijn jongen bloed; en waar verslagenen zijn, daar is hij. ] [ (Job 39:34) En de HEERE antwoordde Job, en zeide: ] [ (Job 39:35) Is het twisten met den Almachtige onderrichten? Wie God bestraft, die antwoorde daarop. ] [ (Job 39:36) Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide: ] [ (Job 39:37) Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. ] [ (Job 39:38) Eenmaal heb ik gesproken, maar zal niet antwoorden; of tweemaal, maar zal niet voortvaren. ]
Zie nu Behemoth, welken Ik gemaakt heb nevens u; hij eet hooi, gelijk een rund.
Wie is hij, zegt Gij, die den raad verbergt zonder wetenschap? Zo heb ik dan verhaald, hetgeen ik niet verstond, dingen, die voor mij te wonderbaar waren, die ik niet wist.
Met het gehoor des oors heb ik U gehoord; maar nu ziet U mijn oog.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (98)
- Exodus (46)
- Leviticus (18)
- Numberi (42)
- Deuteronomium (40)
- Jozua (19)
- Richteren (33)
- Ruth (8)
- 1 Samuël (61)
- 2 Samuël (37)
- 1 Koningen (54)
- 2 Koningen (30)
- 1 Kronieken (21)
- 2 Kronieken (28)
- Ezra (2)
- Nehemia (7)
- Esther (5)
- Job (53)
- Psalmen (109)
- Spreuken (19)
- Prediker (24)
- Hooglied (7)
- Jesaja (87)
- Jeremia (133)
- Klaagliederen (4)
- Ezechiël (84)
- Daniël (12)
- Hosea (12)
- Joël (1)
- Amos (14)
- Obadja (1)
- Jona (1)
- Micha (3)
- Nahum (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (2)
- Zacharia (13)
- Maleachi (7)
- Mattheüs (22)
- Markus (9)
- Lukas (30)
- Johannes (84)
- Handelingen (38)
- Romeinen (11)
- 1 Corinthiërs (34)
- 2 Corinthiër (28)
- Galaten (7)
- Efeziërs (2)
- Filippenzen (12)
- Colossenzen (2)
- 1 Thessalonicenzen (1)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (5)
- 2 Timotheüs (7)
- Titus (2)
- Filémon (6)
- Hebreeën (6)
- Jakobus (1)
- 1 Petrus (1)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (5)
- 2 Johannes (2)
- 3 Johannes (2)
- Judas (1)
- Openbaring (12)