'Heb' in de Bijbel
Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid.
Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.
HEERE, mijn God, indien ik dat gedaan heb, indien er onrecht in mijn handen is;
Indien ik kwaad vergolden heb dien, die vrede met mij had; (ja, ik heb dien gered die mij zonder oorzaak benauwde!)
Opdat niet mijn vijand zegge: Ik heb hem overmocht; mijn tegenpartijders zich verheugen, wanneer ik zou wankelen.
Gij hebt mijn hart geproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij vindt niets; hetgeen ik gedacht heb, overtreedt mijn mond niet.
Aangaande de handelingen des mensen, ik heb mij, naar het woord Uwer lippen, gewacht voor de paden des inbrekers;
Want ik heb des HEEREN wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk afgegaan.
Mijn God! Ik roep des daags, maar Gij antwoordt niet; en des nachts, en ik heb geen stilte.
HEERE! ik heb lief de woning van Uw huis, en de plaats des tabernakels Uwer eer.
Een ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.
HEERE, mijn God! ik heb tot U geroepen, en Gij hebt mij genezen.
Daleth. Ik heb den HEERE gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn vrezen gered.
Nun. Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood.
Resch. Ik heb gezien een gewelddrijvende goddeloze, die zich uitbreidde als een groene inlandse boom.
Davids psalm, voor den opperzangmeester. (1a) Ik heb den HEERE lang verwacht; en Hij heeft Zich tot mij geneigd, en mijn geroep gehoord.
Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden mijns ingewands.
Want kwaden, tot zonder getal toe, hebben mij omgeven; mijn ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger dan de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten.
Ik zeide: O HEERE! wees mij genadig; genees mijn ziel, want ik heb tegen U gezondigd.
Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken, en rein zijt in Uw richten.
Mijn verspieders zoeken mij den gansen dag op te slokken; want ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste!
God heeft een ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: dat de sterkte Godes is.
Voorwaar, ik heb U in het heiligdom aanschouwd, ziende Uw sterkheid en Uw eer;
Die mij zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds; die mij zoeken te vernielen, die mij om valse oorzaken vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven.
En ik heb geweend in het vasten mijner ziel; maar het is mij geworden tot allerlei smaad.
En ik heb een zak tot mijn kleed aangedaan; maar ik ben hun tot een spreekwoord geworden.
De versmaadheid heeft mijn hart gebroken, en ik ben zeer zwak; en ik heb gewacht naar medelijden, maar er is geen; en naar vertroosters, maar heb ze niet gevonden.
Op U heb ik gesteund van den buik aan; van mijner moeders ingewand aan zijt Gij mijn Uithelper; mijn lof is geduriglijk van U.
Immers heb ik tevergeefs mijn hart gezuiverd, en mijn handen in onschuld gewassen.
Nochtans heb ik gedacht om dit te mogen verstaan; maar het was moeite in mijn ogen;
Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!
Het land en al zijn inwoners waren versmolten; maar ik heb zijn pilaren vastgemaakt. Sela.
Ik heb gezegd tot de onzinnigen: Weest niet onzinnig; en tot de goddelozen: Verhoogt den hoorn niet.
Hij heeft het gezet tot een getuigenis in Jozef, als Hij uitgetogen was tegen Egypteland; alwaar ik gehoord heb een spraak, die ik niet verstond;
Ik heb zijn schouder van den last onttrokken; zijn handen zijn van de potten ontslagen.
Ik ben de Heere, uw God, Die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen.
Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen.
Ik heb wel gezegd: Gij zijt goden; en gij zijt allen kinderen des Allerhoogsten;
Want ik heb gezegd: Uw goedertierenheid zal eeuwiglijk gebouwd worden; in de hemelen zelve hebt Gij Uw waarheid bevestigd, zeggende:
Ik heb een verbond gemaakt met Mijn uitverkorene; Ik heb Mijn knecht David gezworen:
Toen hebt Gij in een gezicht gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd.
Ik heb David, Mijn knecht, gevonden; met Mijn heilige olie heb Ik hem gezalfd;
Ik heb eens gezworen bij Mijn heiligheid: Zo Ik aan David liege!
Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet.
Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan!
Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.
Ik heb lief, want de HEERE hoort mijn stem, mijn smekingen;
Uit de benauwdheid heb ik den HEERE aangeroepen; de HEERE heeft mij verhoord, stellende mij in de ruimte.
Alle heidenen hadden mij omringd; het is in den Naam des HEEREN, dat ik ze verhouwen heb.
Zij hadden mij omringd, ja, zij hadden mij omringd; het is in den Naam des HEEREN, dat ik ze verhouwen heb.
Zij hadden mij omringd als bijen; zij zijn uitgeblust als een doornenvuur; het is in den Naam des HEEREN, dat ik ze verhouwen heb.
Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.
Ik heb met mijn lippen verteld al de rechten Uws monds.
Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden.
Ik heb U mijn wegen verteld, en Gij hebt mij verhoord; leer mij Uw inzettingen.
Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.
Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.
Zie, ik heb een begeerte tot Uw bevelen; maak mij levend door Uw gerechtigheid.
Opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden, want ik vertrouw op Uw woord.
En ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.
Ik heb gedacht, o HEERE! aan Uw oordelen van ouds aan, en heb mij getroost.
HEERE! des nachts ben ik Uws Naams gedachtig geweest, en heb Uw wet bewaard.
Dat is mij geschied, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
Cheth. De HEERE is mijn deel, ik heb gezegd, dat ik Uw woorden zal bewaren.
Ik heb Uw aanschijn ernstelijk gebeden van ganser harte, wees mij genadig naar Uw toezegging.
Ik heb mijn wegen bedacht, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen.
Ik heb gehaast, en niet vertraagd Uw geboden te onderhouden.
De goddeloze hopen hebben mij beroofd; nochtans heb ik Uw wet niet vergeten.
Leer mij een goeden zin en wetenschap, want ik heb aan Uw geboden geloofd.
Hun hart is vet als smeer; maar ik heb vermaak in Uw wet.
Die U vrezen, zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb.
Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt.
Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; doch Uw inzettingen heb ik niet vergeten.
Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten.
Ik ben Uw, behoud mij, want ik heb Uw bevelen gezocht.
In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod is zeer wijd.
Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag.
Ik ben voorzichtiger dan de ouden, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
Ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden.
Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid.
Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid.
Ik heb mijn hart geneigd, om Uw inzettingen eeuwiglijk te doen, ten einde toe.
Samech. Ik haat de kwade ranken, maar heb Uw wet lief.
Gij zijt mijn Schuilplaats en mijn Schild; op Uw Woord heb ik gehoopt.
Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.
Het haar mijns vleses is te berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oordelen.
Ain. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers.
Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud.
Daarom heb ik alle Uw bevelen, van alles, voor recht gehouden; maar alle valse pad heb ik gehaat.
Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd, want ik heb verlangd naar Uw geboden.
Koph. Ik heb van ganser harte geroepen: verhoor mij, o HEERE! ik zal Uw inzettingen bewaren.
Ik heb U aangeroepen, verlos mij, en ik zal Uw getuigenissen onderhouden.
Ik ben de morgen schemering voorgekomen, en heb geschrei gemaakt; op Uw woord heb ik gehoopt.
Van ouds heb ik geweten van Uw getuigenissen, dat Gij ze in eeuwigheid gegrond hebt.
Resch. Zie mijn ellende aan, en help mij uit, want Uw wet heb ik niet vergeten.
Ik heb gezien degenen, die trouwelooslijk handelen, en het verdroot mij, dat zij Uw woord niet onderhielden.
Zie aan, dat ik Uw bevelen lief heb, o HEERE! maak mij levend naar Uw goedertierenheid.
Ik haat de valsheid, en heb er een gruwel van; maar Uw wet heb ik lief.
Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen, en ik heb ze zeer lief.
Zoekresultaten vervolgd...
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (98)
- Exodus (46)
- Leviticus (18)
- Numberi (42)
- Deuteronomium (40)
- Jozua (19)
- Richteren (33)
- Ruth (8)
- 1 Samuël (61)
- 2 Samuël (37)
- 1 Koningen (54)
- 2 Koningen (30)
- 1 Kronieken (21)
- 2 Kronieken (28)
- Ezra (2)
- Nehemia (7)
- Esther (5)
- Job (53)
- Psalmen (109)
- Spreuken (19)
- Prediker (24)
- Hooglied (7)
- Jesaja (87)
- Jeremia (133)
- Klaagliederen (4)
- Ezechiël (84)
- Daniël (12)
- Hosea (12)
- Joël (1)
- Amos (14)
- Obadja (1)
- Jona (1)
- Micha (3)
- Nahum (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (2)
- Zacharia (13)
- Maleachi (7)
- Mattheüs (22)
- Markus (9)
- Lukas (30)
- Johannes (84)
- Handelingen (38)
- Romeinen (11)
- 1 Corinthiërs (34)
- 2 Corinthiër (28)
- Galaten (7)
- Efeziërs (2)
- Filippenzen (12)
- Colossenzen (2)
- 1 Thessalonicenzen (1)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (5)
- 2 Timotheüs (7)
- Titus (2)
- Filémon (6)
- Hebreeën (6)
- Jakobus (1)
- 1 Petrus (1)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (5)
- 2 Johannes (2)
- 3 Johannes (2)
- Judas (1)
- Openbaring (12)