414 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Ja' in de Bijbel

Zo ik van een draad aan tot een schoenriem toe, ja, zo ik van alles, dat het uwe is, iets neme! opdat gij niet zegt: Ik heb Abram rijk gemaakt!

VersbegrippenMaterialisme Als Een Aspect Van ZondeSchoenenTouwen

Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit haar een zoon geven; ja, Ik zal haar zegenen, zodat zij tot volken worden zal: koningen der volken zullen uit haar worden!

VersbegrippenBaby's Zijn Een Zegen Van GodMoeders Van KoningenGeschenken Van GodGod Zal ZegenenAndere Geschenken Van GodMoeders En ZonenBaby's Zijn Een ZegenSarah

En tot Sara zeide hij: Zie, ik heb uw broeder duizend zilverlingen gegeven; zie, hij zij u een deksel der ogen, allen, die met u zijn, ja, bij allen, en wees geleerd.

VersbegrippenBedektZilverDuizend DingenMan RechtvaardigtSpecifieke Sommen GeldMensen Die Andere Dingen Geven

En die man werd groot, ja, hij werd doorgaans groter, totdat hij zeer groot geworden was.

VersbegrippenGroei In RijkdomRijke MensenRijkdom En Voorspoed

Toen zeide Laban: Zie, och ja, het zij naar uw woord!

VersbegrippenInstemmen Voor Het Goede

Toen antwoordde Laban en zeide tot Jakob: Deze dochters zijn mijn dochters, en deze zonen zijn mijn zonen, en deze kudde is mijn kudde, ja, al wat gij ziet, dat is mijn; en wat zoude ik aan deze mijn dochteren heden doen? of aan haar zonen, die zij gebaard hebben?

VersbegrippenMensen Die Andere Dingen Bezitten

Voorts zeide God tot hem: Ik ben God de Almachtige! wees vruchtbaar, en vermenigvuldig! Een volk, ja, een hoop der volken zal uit u worden, en koningen zullen uit uw lenden voortkomen.

VersbegrippenNatuurlijke VruchtbaarheidZegeningen Aan AbrahamLichaamDe Kracht Van GodVoortplantingIk Ben GodVruchtbaarheid

En het geschiedde van toen af, dat hij hem over zijn huis, en over al wat het zijne was, gesteld had, dat de HEERE des Egyptenaars huis zegende, om Jozefs wil; ja, de zegen des HEEREN was in alles, wat hij had, in het huis en in het veld.

VersbegrippenPromotieBinnen En BuitenAan Mensen Toegekend GezagZegen Door Gods Volk

Toen boodschapten zij hem, zeggende: Jozef leeft nog, ja, ook is hij regeerder in gans Egypteland! Toen bezweek zijn hart, want hij geloofde hen niet.

VersbegrippenFlauw VallenNiet Geloven In MensenVerder Leven

Die zeide tot zijn volk: Ziet, het volk der kinderen Israels is veel, ja, machtiger dan wij.

VersbegrippenVelen In Israël

Want van toen af, dat ik tot Farao ben ingegaan, om in Uw Naam te spreken, heeft hij dit volk kwaad gedaan; en Gij hebt Uw volk geenszins verlost. [ (Exodus 5:24) Toen zeide de HEERE tot Mozes: Nu zult gij zien, wat Ik aan Farao doen zal; want door een machtige hand zal hij hen laten trekken, ja, door een machtige hand zal hij hen uit zijn land drijven. ]

VersbegrippenMensen Die Kwaad Berokkenen

Dat de rivier van vorsen zal krielen, die zullen opkomen, en in uw huis komen, en in uw slaapkamer, ja, op uw bed; ook in de huizen uwer knechten, en op uw volk, en in uw bakovens, en in uw baktroggen.

VersbegrippenSlaapkamersBakkenPaleizenBeddenVeel WezensHuizen Onder AanvalPotten Om Te Koken En Te EtenPrivé Kamers

Zeven dagen zullen ongezuurde broden gegeten worden, en het gedesemde zal bij u niet gezien worden, ja, er zal geen zuurdeeg bij u gezien worden, in al uw palen.

VersbegrippenFeest Van Zuurdesem Brood

En hij nam zeshonderd uitgelezene wagens, ja, al de wagens van Egypte, en de hoofdlieden over die allen.

VersbegrippenOfficierenZes- Tot ZevenhonderdZeshonderd En Meer

Aangaande al het gereedschap des tabernakels, in al deszelfs dienst, ja, al zijn pennen, en al de pennen des voorhofs, zullen van koper zijn.

VersbegrippenTentenHakenBronzen Voorwerpen Voor De Tabernakel

Al wat de baarmoeder opent, is Mijn; ja, al uw vee, dat mannelijk zal geboren worden, openende de baarmoeder van het grote en kleine vee.

VersbegrippenVeeBeweringenKindofferMensen Die Behoren Tot God

Want der stoffe was denzelven genoeg tot het gehele werk, dat te maken was; ja, er was over.

VersbegrippenBezinksel

Ja, een verfoeisel zullen zij u zijn; van hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij verfoeien.

VersbegrippenAfkeerKadavers Van DierenVerboden VoedselGod Die Dingen Haat

En op den zevenden dag zal het geschieden, dat hij al zijn haar zal afscheren, zijn hoofd, en zijn baard, en de wenkbrauwen zijner ogen; ja, al zijn haar zal hij afscheren, en al zijn klederen wassen, en zijn vlees met water baden, zo zal hij rein zijn.

VersbegrippenBaardenHaar KnippenDe Zevende Dag Van De WeekGezichtshaar TrimmenReine KledijDag 7

Ja, Mijn inzettingen en Mijn rechten zult gij houden; welk mens dezelve zal doen, die zal door dezelve leven; Ik ben de HEERE!

VersbegrippenIk Ben De HeerLeven Door Zich Aan De Wet Te HoudenWerk Van De WetZegeningen Van Gehoorzaamheid

Ja, Ik zal dat land verwoesten; dat uw vijanden, die daarin zullen wonen, zich daarover ontzetten zullen.

En de overgeblevenen onder u zullen om hun ongerechtigheid in de landen uwer vijanden uitteren; ja, ook om de ongerechtigheden hunner vaderen zullen zij met hen uitteren.

VersbegrippenZonde Van De VadersNageslachtDe Zonde Van OudersMensen Die RottenOverlevenden Bedreigd

Ja, gij zult de Levieten voor het aangezicht des HEEREN doen naderen; en de kinderen Israels zullen hun handen op de Levieten leggen.

VersbegrippenHandopleggingHandoplegging Voor De Commissie

Zo zij het land, hetwelk Ik aan hun vaderen gezworen heb, zien zullen. Ja, geen van die Mij getergd hebben, zullen dat zien!

VersbegrippenOneerbiedigheidUitsluiting

Ja, al wat die onreine aangeroerd zal hebben, zal onrein zijn; en de ziel, die dat aangeroerd zal hebben, zal onrein zijn tot aan den avond.

VersbegrippenOnreine Zaken AanrakenOnrein Tot De Avond

Wie zal het stof van Jakob tellen, en het getal, ja, het vierde deel van Israel? Mijn ziel sterve den dood der oprechten, en mijn uiterste zij gelijk het zijne!

VersbegrippenOntelbaarWijdverbreid Als StofEen Vierde PadDood Van Gods MensenVelen In IsraëlGeloofwaardigheid

En uw runderen en uw schapen zullen vermeerderd zijn, ook zilver en goud u zal vermeerderd zijn, ja, al wat gij hebt vermeerderd zal zijn;

VersbegrippenZilverVermenigvuldigende DierenRijk Worden

Daarboven, wat Hij gedaan heeft aan Dathan, en aan Abiram, zonen van Eliab, den zoon van Ruben; hoe de aarde haar mond opendeed, en hen verslond met hun huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat hun aanging, in het midden van gans Israel.

VersbegrippenSlikken

Alzo zult gij ook doen aan zijn ezel, en alzo zult gij doen aan zijn kleding, ja, alzo zult gij doen aan al het verlorene uws broeders, dat van hem verloren zal zijn, en dat gij zult hebben gevonden; gij zult u niet mogen verbergen.

VersbegrippenInstructie Over KlerenGeen Verlies

En zij zullen onder u tot een teken, en tot een wonder zijn, ja, onder uw zaad tot in eeuwigheid.

VersbegrippenEeuwig KwaadVloeken

En het zal u beangstigen in al uw poorten, totdat uw hoge en vaste muren nedervallen, op welke gij vertrouwdet in uw ganse land; ja, het zal u beangstigen in al uw poorten, in uw ganse land, dat u de HEERE, uw God, gegeven heeft.

VersbegrippenVestingenVersterkingenStadMurenOmmuurde StedenNaties die Israël aanvallen

Als nu Jeschurun vet werd, zo sloeg hij achteruit (gij zijt vet, gij zijt dik, ja, met vet overdekt geworden!); en hij liet God varen, Die hem gemaakt heeft, en versmaadde den Rotssteen zijns heils.

VersbegrippenZwaarlijvigheidVerlatenheidGod, De RotsGevaren Van LuxeGevaren Van RijkdomOndankbaarheid Tegenover GodRijkdom Kan Leiden TotIlustraties Van ReddingOntrouw Aan GodVette MensenSchoppen

En van Gad zeide hij: Gezegend zij, die aan Gad ruimte maakt! hij woont als een oude leeuw, en verscheurt den arm, ja ook den schedel.

VersbegrippenVergrotingZoals Wezen

Israel dan zal zeker alleen wonen, en Jakobs oog zal zijn op een land van koren en most; ja, zijn hemel zal van dauw druipen.

VersbegrippenDrinkenGraanWijn

Jozua nu had het volk geboden, zeggende: Gij zult niet juichen, ja, gij zult uw stem niet laten horen, en geen woord zal er uit uw mond uitgaan, tot op den dag, wanneer ik tot ulieden zeggen zal: Juicht! dan zult gij juichen.

VersbegrippenStilteGeen GeschreeuwIngehouden BetoogSpirituele Oorlog

Zo vreesden zij zeer; want Gibeon was een grote stad, als een der koninklijke steden; ja, zij was groter dan Ai, en al haar mannen waren sterk.

VersbegrippenStadGrootsheidAngst Voor Andere Mensen

Alzo sloeg Jozua het ganse land, het gebergte, en het zuiden, en de laagte, en de aflopingen der wateren, en al hun koningen; hij liet geen overigen overblijven; ja, hij verbande alles, wat adem had, gelijk als de HEERE, de God Israels, geboden had.

VersbegrippenAard Van OorlogVernietigingUitroeiingHeidense HeersersDe Shephelah

En Jozua zeide tot het ganse volk: Ziet, deze steen zal ons tot een getuigenis zijn; want hij heeft gehoord al de redenen des HEEREN, die Hij tot ons gesproken heeft; ja, hij zal tot een getuigenis tegen ulieden zijn, opdat gij uw God niet liegt.

VersbegrippenDingen Als Getuigen

En de achterlage haastte, en brak voorwaarts naar Gibea toe; ja, de achterlage trok rechtdoor, en sloeg de ganse stad met de scherpte des zwaards.

En de mannen van Israel keerden weder tot de kinderen van Benjamin, en sloegen hen met de scherpte des zwaards, die van de gehele stad tot de beesten toe, ja, al wat gevonden werd; ook zetten zij alle steden, die gevonden werden, in het vuur.

VersbegrippenBrandende StedenZowel Mens Als Dier Gedood

Keert weder, mijn dochters! Gaat heen; want ik ben te oud om een man te hebben. Wanneer ik al zeide: Ik heb hoop, of ik ook in dezen nacht een man had, ja, ook zonen baarde;

VersbegrippenDe Aard Van HoopBeperkingen Van Oude MensenOpvattingNiet HuwenBijbelteksten Wachten Tot Het Huwelijk

Ja, laat ook allengskens van de handvollen voor haar wat vallen, en laat het liggen, dat zij het opleze, en bestraft haar niet.

VersbegrippenMaïs SamenbindenUitpikken

En de Heere sloeg onder die lieden van Beth-Semes, omdat zij in de ark des HEEREN gezien hadden; ja, Hij sloeg van het volk zeventig mannen, en vijftig duizend mannen. Toen bedreef het volk rouw, omdat de HEERE een groten slag onder het volk geslagen had.

VersbegrippenFunctie Van De Ark Des VerbondsHet Doel Van De Ark Des VerbondsDoodstrafVoorbeelden Van De Toorn Van GodBloedbadHeiligschennisVijftig Tot Negentig DuizendDe Rondreizende ArkGod DodendGod Doodde Zijn MensenZalfolieDe Ark Des Verbonds

Die had een zoon, wiens naam was Saul, een jongeman, en schoon, ja, er was geen schoner man dan hij onder de kinderen Israels; van zijn schouderen en opwaarts was hij hoger dan al het volk.

VersbegrippenLichaamHoofdenUiterlijke VerschijningGrote MensenStructuurSaulAantrekkelijke Mannen

En er was een beving in het leger, op het veld en onder het ganse volk; de bezetting en de verdervers beefden ook zelven; ja, het land werd beroerd, want het was een beving Gods.

VersbegrippenAardbevingenBevenBevende Troepen

En Jonathan deed zijn mantel af, dien hij aan had, en gaf hem aan David, ook zijn klederen, ja, tot zijn zwaard toe, en tot zijn boog toe, en tot zijn gordel toe.

VersbegrippenGebruik Van Bogen En PijlenHarnasRiemenGewadenBeschermend HarnasJurkMensen Die Kleren GevenMensen Die StrippenWapenuitrusting

En zult gij niet, indien ik dan nog leve, ja, zult gij niet de weldadigheid des HEEREN aan mij doen, dat ik niet sterve?

VersbegrippenLeven Zoeken

David nu antwoordde den priester, en zeide tot hem: Ja trouwens, de vrouw is ons onthouden geweest gisteren en eergisteren, toen ik uitging, en de vaten der jongelingen zijn heilig; en het is enigerwijze gemeen brood, te meer dewijl heden ander in de vaten zal geheiligd worden.

VersbegrippenSpecifieke Heilige Individuen

Zie toch, mijn vader, ja, zie de slip uws mantels in mijn hand; want als ik de slip uws mantels afgesneden heb, zo heb ik u niet gedood; beken en zie, dat er in mijn hand geen kwaad, noch overtreding is, en ik tegen u niet gezondigd heb; nochtans jaagt gij mijn ziel, dat gij ze wegneemt.

VersbegrippenJagenPogingen Om Bepaalde Mensen Te DodenPleidooi Van Onschuld

Toen zeide Saul tot David: Gezegend zijt gij, mijn zoon David; gij zult het ja gewisselijk doen, en gij zult ook gewisselijk de overhand hebben. Toen ging David op zijn weg, en Saul keerde weder naar zijn plaats.

VersbegrippenDe Grootheid Van GodZonen Die Een Zegen ZijnSaul

Gij kent Abner, den zoon van Ner; dat hij gekomen is om u te overreden, en om te weten uw uitgang en uw ingang, ja, om te weten alles, wat gij doet.

VersbegrippenSpionerenBuitengaan En BinnenkomenZij Die Bedrogen

Voorts zeide de koning tot zijn knechten: Weet gij niet, dat te dezen dage een vorst, ja, een grote in Israel gevallen is?

VersbegrippenPrinsenGraadBijzondere Individuen

Maar David zeide tot Michal: Voor het aangezicht des HEEREN, Die mij verkoren heeft voor uw vader en voor zijn ganse huis, mij instellende tot een voorganger over het volk des HEEREN, over Israel; ja, ik zal spelen voor het aangezicht des HEEREN.

VersbegrippenGods Verbond Met DavidHeersersSaul En DavidGods Verkiezing Van DavidVieringVieren

En Ik heb u uws heren huis gegeven, daartoe uws heren vrouwen in uw schoot, ja, Ik heb u het huis van Israel en Juda gegeven; en indien het weinig is, Ik zou u alzulks en alzulks daartoe doen.

VersbegrippenConcubinesStammen Van IsraëlZegen ToevoegenGod Geeft VrijelijkVrouwen Overdragen

Maar de koning zeide: Wat heb ik met u te doen, gij zonen van Zeruja? Ja, laat hem vloeken; want de HEERE toch heeft tot hem gezegd: Vloek David; wie zou dan zeggen: Waarom hebt gij alzo gedaan?

VersbegrippenWat Hebben We Gemeenschappelijk?De Goddeloze VervloekenGods Bevelen

Maar het volk zeide: Gij zult niet uittrekken; want of wij te enen male vloden, zij zullen het hart op ons niet stellen; ja, of de helft van ons stierf, zij zullen het hart op ons niet stellen; maar gij zijt nu als tien duizend onzer. Zo zal het nu beter zijn, dat gij ons uit de stad ter hulpe zijt.

VersbegrippenWaardenTienduizendenMensen Die HelpenHelft Van GroepenBijzondere IndividuenWaarde

Toen zeide de koning: Chimham zal met mij overtrekken, en ik zal hem doen, wat goed is in uw ogen; ja, alles, wat gij op mij begeren zult, zal ik u doen.

Deze stond op, en sloeg onder de Filistijnen, totdat zijn hand moede werd, ja, zijn hand aan het zwaard kleefde; en de HEERE wrocht een groot heil ten zelven dage; en het volk keerde wederom hem na, alleenlijk om te plunderen.

VersbegrippenDe Grootheid Van GodVermoeidheidZwaardenDingen Die Samen ZittenMensen Strippen MensenMoe Worden Tijdens Actie

En Jonathan antwoordde en zeide tot Adonia: Ja, maar onze heer, de koning David, heeft Salomo tot koning gemaakt.

Ja, ook heeft de koning aldus gezegd: Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die heden gegeven heeft een, zittende op mijn troon, dat het mijn ogen gezien hebben!

VersbegrippenSituaties ZienGezegend Zij God!

Toen antwoordde de koning Salomo, en zeide tot zijn moeder: En waarom begeert gij Abisag, de Sunamietische, voor Adonia? Begeer ook voor hem het koninkrijk (want hij is mijn broeder, die ouder is dan ik ben), ja, voor hem, en voor Abjathar, den priester, en voor Joab, den zoon van Zeruja.

VersbegrippenBroersHet Koninkrijk Van Anderen

Ja, hij was wijzer dan alle mensen; dan Ethan, de Ezrahiet, en Heman, en Chalcol, en Darda, de zonen van Mahol; en zijn naam was onder alle heidenen rondom.

VersbegrippenRoem

De kapitelen nu waren op de twee pilaren, ja, daarboven tegenover den buik, dewelke was nevens het net; en tweehonderd granaatappelen waren in rijen rondom, ook over het andere kapiteel.

VersbegrippenGranaatappelsNummer Tweehonderd

Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb!

VersbegrippenGod Als GeestGod Is OveralGods AlomtegenwoordigheidGod Is OnvolprezenDe Oneindige GodDe Hemel, Gods HuisDe Aanwezigheid Van GodGods WoningGod Staat Buiten De Schepping

Hoor dan naar de smeking van Uw knecht, en van Uw volk Israel, die in deze plaats zullen bidden; en Gij, hoor in de plaats Uwer woning, in den hemel, ja, hoor, en vergeef.

VersbegrippenAard Van De HemelHuizenZondaarsEen Glimps Van De Mens Op De HemelGod Die Handelt Vanuit De HemelVergevende GodSmeekbede

Toen gans Israel zag, dat de koning naar hen niet hoorde, zo gaf het volk den koning weder antwoord, zeggende: Wat deel hebben wij aan David? Ja, geen erve hebben wij aan den zoon van Isai; naar uw tenten, o Israel! Voorzie nu uw huis, o David! Zo ging Israel naar zijn tenten.

VersbegrippenTentenOpstandenNiet Delen

Zo dit volk opgaan zal om offeranden te doen in het huis des HEEREN te Jeruzalem, zo zal het hart dezes volks tot hun heer, tot Rehabeam, den koning van Juda, wederkeren; ja, zij zullen mij doden, en tot Rehabeam, den koning van Juda, wederkeren.

VersbegrippenVerleidersHoe God Te Eren

En hij nam de schatten van het huis des HEEREN, en de schatten van het huis des konings weg, ja, hij nam alles weg; hij nam ook al de gouden schilden weg, die Salomo gemaakt had.

VersbegrippenGoudSchildenGeld Voor De Tempel

Ja, zelfs zijn moeder Maacha zette hij ook af, dat zij geen koningin ware, omdat zij een afgrijselijken afgod in een bos gemaakt had; ook roeide Asa uit haar afgrijselijken afgod, en verbrandde hem aan de beek Kidron.

VersbegrippenValse GodenGrootoudersKoninginnenVernietiging Van Satans WerkVerbranden Van AfgoderijAfzettenAsherah DienenGrootmoedersGrootma's

Het volk nu, dat zich gelegerd had, hoorde zeggen: Zimri heeft een verbintenis gemaakt, ja, heeft ook den koning verslagen; daarom maakte het ganse Israel ten zelfden dage Omri, den krijgsoverste, koning over Israel, in het leger.

VersbegrippenSamenzweringenKoningen MakenLijst van koningen van Israël

En Omri deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN; ja, hij deed erger dan allen, die voor hem geweest waren.

VersbegrippenOrganisatie

Toen viel het vuur de HEEREN, en verteerde dat brandoffer, en dat hout, en die stenen, en dat stof, ja, lekte dat water op, hetwelk in de groeve was.

VersbegrippenVuurAntwoorden Door VuurVuur Van De HemelOffers Verbranden

En gij zult tot hem spreken, zeggende: Alzo zegt de HEERE: Hebt gij doodgeslagen, en ook een erfelijke bezitting ingenomen? Daartoe zult gij tot hem spreken, zeggende: Alzo zegt de HEERE: In plaats dat de honden het bloed van Naboth gelekt hebben, zullen de honden uw bloed lekken, ja het uwe!

VersbegrippenHondenGod Haat OnrechtDe Aard Van LijdenTaalGoddelijke RichtingMensenetende DierenBloed DrinkenKlaar Om Te DodenBezittingen NemenJezebel

En hij nam den mantel van Elia, die van hem afgevallen was, en sloeg het water, en zeide: Waar is de HEERE, de God van Elia? Ja, Dezelve? En hij sloeg het water, en het werd herwaarts en derwaarts verdeeld, en Elisa ging er door.

VersbegrippenGod Van De VadersDe Wonderen Van ElishaVerdeling Van WaterenVerdeeld WaterWaar Is God?

Maar als zij aan het leger van Israel kwamen, maakten zich de Israelieten op, en sloegen de Moabieten; en zij vloden van hun aangezicht; ja, zij kwamen in het land, slaande ook de Moabieten.

VersbegrippenInvasiesMensen Die Gevlucht Zijn

En van daar gegaan zijnde, zo vond hij Jonadab, den zoon van Rechab, hem tegemoet; die hem groette; en hij zeide tot hem: Is uw hart recht, gelijk als mijn hart met uw hart is? En Jonadab zeide: Het is, ja, het is; geef uw hand. En hij gaf zijn hand, en hij deed hem tot zich op den wagen klimmen.

VersbegrippenGoede VriendenHandenPersoonlijk ContactBij De Hand Nemen

Want hij wandelde in den weg der koningen van Israel; ja, hij deed ook zijn zoon door het vuur gaan, naar de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels verdreven had.

VersbegrippenKindofferOffer In OTHeiligheid Van Het LevenHeidense PraktijkenKindermoordDe Heer Verdreef Hen

Want de koning van Assyrie toog op in het ganse land; ja, hij kwam op naar Samaria, en hij belegerde haar drie jaren.

VersbegrippenDrie JaarNaties die Israël aanvallen

Ja, zij verlieten al de geboden des HEEREN, huns Gods, en maakten zich gegoten beelden, twee kalveren; en maakten bossen, en bogen zich voor alle heir des hemels, en dienden Baal.

VersbegrippenHeidense GodenAstrologieBuigenEnkelsGastheren Van De HemelBeeldhouwwerkSterrenGouden KalverenGods Dingen VerzakenTwee DierenAsherah Dienen

Waar zijn de goden van Hamath, en van Arpad? Waar zijn de goden van Sefarvaim, Hena en Ivva? Ja, hebben zij Samaria uit mijn hand gered?

VersbegrippenGrootsprekers

Ja, hij deed zijn zoon door het vuur gaan, en pleegde guichelarij en gaf op vogelgeschrei acht; en hij stelde waarzeggers en duivelskunstenaren; hij deed zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken.

VersbegrippenAstrologieVuurKindofferMediumsGod TergenOffer In OTTovenarij En MagieSpiritismeGeestenKwade Praktijken Van AfgoderijHeidense PraktijkenKindermoordMenselijke OffersWaarzeggerijZwarte KunstOccultismeTijd Die Voorbij GaatTovenarijHelderzienden

Dewijl dat Manasse, de koning van Juda, deze gruwelen gedaan heeft, erger doende dan al wat de Amorieten gedaan hebben, die voor hem geweest zijn, ja, ook Juda door zijn drekgoden heeft doen zondigen;

VersbegrippenAfkeerKoningen Van Juda

Daartoe ook het altaar, dat te Beth-El was, en de hoogte, die Jerobeam, de zoon van Nebat, dewelke Israel zondigen deed, gemaakt had; te zamen dat altaar en die hoogte brak hij af; ja, hij verbrandde de hoogte, hij vergruisde ze tot stof, en hij verbrandde het bos.

VersbegrippenMalenHeidense Altaren

En hij zeide: Dat late mijn God verre van mij zijn, van zulks te doen! Zou ik het bloed dezer mannen drinken? Met gevaar huns levens, ja, met gevaar huns levens hebben zij dat gebracht. En hij wilde het niet drinken. Dit deden de drie helden.

VersbegrippenRuw TaalgebruikMensen Die Bloed DrinkenRisico

Als gij weinige mensen in getal waart; ja, weinigen en vreemdelingen daarin.

VersbegrippenVreemdelingenCymbalen

Ja, het worde waar, en Uw Naam worde groot gemaakt tot in eeuwigheid, dat men zegge: De HEERE der heirscharen, de God van Israel, is Israels God; en het huis van David, Uw knecht, zij bestendig voor Uw aangezicht.

En David zeide tot God: Ben ik het niet, die gezegd heb, dat men het volk tellen zou? Ja, ik zelf ben het, die gezondigd en zeer kwalijk gehandeld heb; maar deze schapen, wat hebben die gedaan? O HEERE, mijn God, dat toch Uw hand tegen mij, en tegen het huis mijns vaders zij, maar niet tegen Uw volk ter plage.

VersbegrippenGenummerdEenzaamheidAngst

Toen vergaderde David te Jeruzalem alle oversten van Israel, de oversten der stammen, en de oversten der verdelingen, den koning dienende, en de oversten der duizenden, en de oversten der honderden, en de oversten van alle have en vee des konings en zijner zonen, met de kamerlingen, en de helden, ja, allen kloeken held.

VersbegrippenCommandantGraadSamenkomst Leiders

En al de vorsten, en helden, ja, ook al de zonen van den koning David, gaven de hand, dat zij onder den koning Salomo zijn zouden.

VersbegrippenBeloftes

Doch wie zou de kracht hebben, om voor Hem een huis te bouwen, dewijl de hemelen, ja, de hemel der hemelen, Hem niet bevatten zouden? En wie ben ik, dat ik voor Hem een huis zou bouwen, ten ware om reukwerk voor Zijn aangezicht aan te steken?

VersbegrippenGod Als GeestGod Is OveralGod Is OnvolprezenDe Oneindige GodGods Woning

Maar waarlijk, zou God bij de mensen op de aarde wonen? Ziet de hemelen, ja, de hemel der hemelen, zouden U niet begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb?

VersbegrippenGod Als GeestGod Is OveralDe Hemel, Gods HuisDe Oneindige GodGods Woning

Hoor dan naar de smekingen van Uw knecht, en van Uw volk Israel, die in deze plaats zullen bidden; en hoor Gij uit de plaats Uwer woning, uit den hemel, ja, hoor, en vergeef.

VersbegrippenHuizenDe Hemel, Gods HuisSmeekbede

Toen het ganse volk Israel zag, dat de koning naar hen niet hoorde, zo antwoordde het volk den koning, zeggende: Wat deel hebben wij aan David? Ja, geen erve hebben wij aan den zoon van Isai; een ieder naar uw tenten, o Israel! Voorzie nu uw huis, o David! Zo ging het ganse Israel naar zijn tenten.

En hij zeide: O, HEERE, God onzer vaderen, zijt Gij niet de God in den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser over alle koninkrijken der heidenen; en in Uw hand is kracht en sterkte, zodat niemand zich tegen U stellen kan.

VersbegrippenUitdagingenDe Majesteit Van GodDe Soevereiniteit Van GodOverheidKoningenKoninkrijkenGezag Dat Behoort Tot GodVaders

Ook maakte hij hoogten op de bergen van Juda; en hij deed de inwoners van Jeruzalem hoereren, ja, hij dreef Juda daartoe.

VersbegrippenNood Aan Gods BegeleidingSpirituele Hoererij

Want als Athalia goddelooslijk handelde, hadden haar zonen het huis Gods opengebroken, ja, zelfs alle geheiligde dingen van het huis des HEEREN besteed aan de Baals.

VersbegrippenHeidense TempelsHeiligschennis

Alstoen zag de hoofdpriester Azaria op hem, en al de priesteren en ziet, hij was melaats aan zijn voorhoofd, en zij stieten hem met der haast van daar, ja hij zelf werd ook gedreven uit te gaan, omdat de HEERE hem geplaagd had.

Ja, ter tijd, als men hem benauwde, zo maakte hij des overtredens tegen den HEERE nog meer; dit was de koning Achaz.

VersbegrippenNood

Public domain