'Ons' in de Bijbel
Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen.
Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o HEERE!
Die daar zeggen: Wij zullen de overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is heer over ons?
In onzen gang hebben zij ons nu omsingeld, zij zetten hun ogen op ons ter aarde nederbukkende.
[ (Psalms 20:10) O HEERE! behoud; die Koning verhore ons ten dage van ons roepen. ]
Onze ziel verbeidt den HEERE: Hij is onze Hulp en ons Schild.
Want ons hart is in Hem verblijd, omdat wij op den Naam Zijner heiligheid vertrouwen.
Uw goedertierenheid, HEERE! zij over ons; gelijk als wij op U hopen.
Gimel. Maakt den HEERE met mij groot, en laat ons Zijn Naam samen verhogen.
En zij sperren hun mond wijd op tegen mij; zij zeggen: Ha, ha, ons oog heeft het gezien!
Gij, o HEERE, mijn God! hebt Uw wonderen en Uw gedachten aan ons vele gemaakt, men kan ze niet in orde bij U verhalen; zal ik ze verkondigen en uitspreken, zo zijn zij menigvuldiger dan dat ik ze zou kunnen vertellen.
Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. (1a) O God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen van ouds.
Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan.
Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd.
Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt.
Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich.
Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen.
Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn.
Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken.
Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond.
Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad.
Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt.
[ (Psalms 44:27) Sta op, ons ter hulp, en verlos ons om Uwer goedertierenheid wil. ]
Een lied op Alamoth, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. (1a) God is ons een Toevlucht en Sterkte; Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden.
De HEERE der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek. Sela.
[ (Psalms 46:12) De HEERE der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek. Sela. ]
Hij brengt de volken onder ons, en de natien onder onze voeten.
Hij verkiest voor ons onze erfenis, de heerlijkheid van Jakob, dien Hij heeft liefgehad. Sela.
[ (Psalms 48:15) Want deze God is onze God eeuwiglijk en altoos; Hij zal ons geleiden tot den dood toe. ]
Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth; (1a) Als de Zifieten gekomen waren, en tot Saul gezegd hadden: Verbergt zich David niet bij ons? (1b) O God! verlos mij door Uw Naam, en doe mij recht door Uw macht.
Dood hen niet, opdat mijn volk het niet vergete; doe hen omzwerven door Uw macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild!
Een gouden kleinood van David tot lering, voor den opperzangmeester, op Schusan Eduth; (1a) Als hij gevochten had met de Syriers van Mesopotamie, en met de Syriers van Zoba; en Joab wederkwam, en de Edomieten sloeg in het Zoutdal, twaalf duizend. (1b) O God! Gij hadt ons verstoten, Gij hadt ons gescheurd, Gij zijt toornig geweest; keer weder tot ons.
Gij hebt Uw volk een harde zaak doen zien; Gij hebt ons gedrenkt met zwijmelwijn.
Opdat Uw beminden zouden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons.
Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten?
[ (Psalms 60:13) Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid, want 's mensen heil is ijdelheid. ]
Vertrouw op Hem te aller tijd, o gij volk! Stort ulieder hart uit voor Zijn aangezicht; God is ons een Toevlucht. Sela.
Vreselijke dingen zult Gij ons in gerechtigheid antwoorden, o God onzes heils! o Vertrouwen aller einden der aarde, en der verre gelegenen aan de zee!
Hij heeft de zee veranderd in het droge; zij zijn te voet doorgegaan door de rivier; daar hebben wij ons in Hem verblijd.
Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert;
Gij hadt ons in het net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd;
Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing.
Een psalm, een lied, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. (1a) God zij ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aanschijn aan ons lichten. Sela.
De aarde geeft haar gewas; God, onze God, zal ons zegenen.
[ (Psalms 67:8) God zal ons zegenen; en alle einden der aarde zullen Hem vrezen. ]
Geloofd zij de HEERE; dag bij dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Sela.
Die God is ons een God van volkomene Zaligheid; en bij den HEERE, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood.
Uw God heeft uw sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt!
Zij hebben in hun hart gezegd: Laat ze ons te zamen uitplunderen; zij hebben alle Gods vergaderplaatsen in het land verbrand.
Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang.
Die wij gehoord hebben en weten ze, en onze vaders ons verteld hebben.
Wij zijn onzen naburen een smaadheid geworden; een spot en schimp dien, die rondom ons zijn.
Gedenk ons de vorige misdaden niet; haast U, laat Uw barmhartigheden ons voorkomen; want wij zijn zeer dun geworden.
Help ons, o God onzes heils! ter oorzake van de eer Uws Naams; en red ons, en doe verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil.
O God! breng ons weder, en laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden.
Gij hebt ons onzen naburen tot een twist gesteld, en onze vijanden spotten onder zich.
O God der heirscharen! breng ons weder, en laat Uw aangezicht lichten; zo zullen wij verlost worden.
Zo zullen wij van U niet terugkeren; behoud ons in het leven, zo zullen wij Uw Naam aanroepen.
[ (Psalms 80:20) O HEERE, God der heirscharen! breng ons weder; laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden. ]
Zij hebben gezegd: Komt, en laat ons hen uitroeien, dat zij geen volk meer zijn; dat aan den naam Israels niet meer gedacht worde.
Die zeiden: Laat ons de schone woningen Gods voor ons in erfelijke bezitting nemen.
O God, ons Schild! zie, en aanschouw het aangezicht Uws gezalfden.
Breng ons weder, o God onzes heils! en doe te niet Uw toornigheid over ons.
Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? Zult Gij Uw toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht?
Zult Gij ons niet weder levend maken, opdat Uw volk zich in U verblijde?
Zekerlijk, Zijn heil is nabij degenen, die Hem vrezen, opdat in ons land eer wone.
Ook zal de HEERE het goede geven; en ons land zal zijn vrucht geven.
Want ons schild is van den HEERE, en onze koning is van den Heilige Israels.
Een gebed van Mozes, den man Gods. HEERE! Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht.
Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.
Verzadig ons in den morgenstond met Uw goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen.
Verblijd ons naar de dagen, in dewelke Gij ons gedrukt hebt, naar de jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben.
En de liefelijkheid des HEEREN, onzes Gods; zij over ons; en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, bevestig dat.
Komt, laat ons den HEERE vrolijk zingen; laat ons juichen den Rotssteen onzes heils.
Laat ons Zijn aangezicht tegemoet gaan met lof; laat ons Hem juichen met psalmen.
Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft.
Weet, dat de HEERE is God; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide.
Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.
Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons.
Verlos ons, HEERE, onze God! en verzamel ons uit de heidenen, opdat wij den Naam Uwer heiligheid loven, ons beroemende in Uw lof.
Opdat Uw beminden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons.
Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en Die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten?
Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid; want des mensen heil is ijdelheid.
Niet ons, o HEERE! niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil.
Want Zijn goedertierenheid is geweldig over ons, en de waarheid des HEEREN is in der eeuwigheid! Hallelujah!
Dit is de dag, dien de HEERE gemaakt heeft; laat ons op denzelven ons verheugen, en verblijd zijn.
De HEERE is God, Die ons licht gegeven heeft. Bindt het feest offer met touwen tot aan de hoornen van het altaar.
Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand hunner heren; gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op den HEERE, onze God, totdat Hij ons genadig zij.
Zijt ons genadig, o HEERE! zijt ons genadig, want wij zijn der verachting veel te zat.
Een lied Hammaaloth, van David. Ten ware de HEERE, Die bij ons geweest is, zegge nu Israel,
Ten ware de HEERE, Die bij ons geweest is, als de mensen tegen ons opstonden;
Toen zouden zij ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak.
Toen zouden ons de wateren overlopen hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn.
De HEERE zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft overgegeven tot een roof.
De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd.
Wij zullen in Zijn woningen ingaan, wij zullen ons nederbuigen voor de voetbank Zijner voeten.
Die aan ons gedacht heeft in onze nederigheid; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
En Hij heeft ons onzen tegenpartijders ontrukt; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij, die ons overhoop geworpen hadden, vreugd, zeggende: Zingt ons een van de liederen Sions;
Zoekresultaten vervolgd...
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (75)
- Exodus (35)
- Numberi (32)
- Deuteronomium (43)
- Jozua (41)
- Richteren (37)
- Ruth (1)
- 1 Samuël (54)
- 2 Samuël (21)
- 1 Koningen (12)
- 2 Koningen (21)
- 1 Kronieken (5)
- 2 Kronieken (17)
- Ezra (23)
- Nehemia (22)
- Esther (1)
- Job (10)
- Psalmen (101)
- Spreuken (4)
- Prediker (1)
- Hooglied (6)
- Jesaja (48)
- Jeremia (54)
- Klaagliederen (19)
- Ezechiël (8)
- Daniël (10)
- Hosea (7)
- Amos (2)
- Obadja (1)
- Jona (5)
- Micha (6)
- Zacharia (2)
- Maleachi (3)
- Mattheüs (31)
- Markus (18)
- Lukas (42)
- Johannes (23)
- Handelingen (66)
- Romeinen (29)
- 1 Corinthiërs (23)
- 2 Corinthiër (51)
- Galaten (11)
- Efeziërs (14)
- Filippenzen (4)
- Colossenzen (6)
- 1 Thessalonicenzen (21)
- 2 Thessalonicenzen (10)
- 1 Timotheüs (1)
- 2 Timotheüs (4)
- Titus (5)
- Hebreeën (27)
- Jakobus (3)
- 1 Petrus (9)
- 2 Petrus (5)
- 1 Johannes (30)
- 2 Johannes (1)
- 3 Johannes (2)
- Openbaring (7)