'Onze' in de Bijbel
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Gitthith. (1a) O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Gij, die Uw majesteit gesteld hebt boven de hemelen.
[ (Psalms 8:10) O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! ]
Die daar zeggen: Wij zullen de overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is heer over ons?
Want wie is God, behalve de HEERE? En wie is een Rotssteen, dan alleen onze God?
Op U hebben onze vaders vertrouwd; zij hebben vertrouwd, en Gij hebt hen uitgeholpen.
Onze ziel verbeidt den HEERE: Hij is onze Hulp en ons Schild.
Laat hen niet zeggen in hun hart: Heah, onze ziel! laat hen niet zeggen: Wij hebben hem verslonden!
Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. (1a) O God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen van ouds.
Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan.
Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd.
Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt.
Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich.
Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn.
Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad.
Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid.
Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten?
Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde.
Hij brengt de volken onder ons, en de natien onder onze voeten.
Hij verkiest voor ons onze erfenis, de heerlijkheid van Jakob, dien Hij heeft liefgehad. Sela.
[ (Psalms 48:15) Want deze God is onze God eeuwiglijk en altoos; Hij zal ons geleiden tot den dood toe. ]
Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen.
Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten?
[ (Psalms 60:14) In God zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden. ]
Ongerechtige dingen hadden de overhand over mij; maar onze overtredingen, die verzoent Gij.
Die onze zielen in het leven stelt, en niet toelaat, dat onze voet wankele.
Gij hadt ons in het net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd;
De aarde geeft haar gewas; God, onze God, zal ons zegenen.
Geloofd zij de HEERE; dag bij dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Sela.
Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang.
Die wij gehoord hebben en weten ze, en onze vaders ons verteld hebben.
Help ons, o God onzes heils! ter oorzake van de eer Uws Naams; en red ons, en doe verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil.
Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is hun God? Laat de wraak des vergoten bloeds Uwer knechten onder de heidenen voor onze ogen bekend worden.
En geef onze naburen zevenvoudig weder in hun schoot hun smaad, waarmede zij U, o Heere! gesmaad hebben.
Wek Uw macht op voor het aangezicht van Efraim, en Benjamin, en Manasse, en kom tot onze verlossing.
Gij hebt ons onzen naburen tot een twist gesteld, en onze vijanden spotten onder zich.
Voor den opperzangmeester, op de Gittith, een psalm van Asaf. (1a) Zingt vrolijk Gode, onze Sterkte; juicht den God van Jakob.
Want Gij zijt de heerlijkheid hunner sterkte; en door Uw welbehagen zal onze hoorn verhoogd worden.
Want ons schild is van den HEERE, en onze koning is van den Heilige Israels.
Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns.
Want al onze dagen gaan henen door Uw verbolgenheid; wij brengen onze jaren door als een gedachte.
Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.
Verzadig ons in den morgenstond met Uw goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen.
En Hij zal hun ongerechtigheid op hen doen wederkeren, en Hij zal hen in hun boosheid verdelgen; de HEERE, onze God, zal hen verdelgen.
Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn stem hoort,
O HEERE, onze God! Gij hebt hen verhoord, Gij zijt hun geweest een vergevend God, hoewel wraak doende over hun daden.
Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u voor den berg Zijner heiligheid; want de HEERE, onze God, is heilig.
Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.
Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons.
Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde.
Wij hebben gezondigd, mitsgaders onze vaderen, wij hebben verkeerdelijk gedaan; wij hebben goddelooslijk gehandeld.
Onze vaders in Egypte hebben niet gelet op Uw wonderen; zij zijn der menigte Uwer goedertierenheid niet gedachtig geweest; maar zij waren wederspannig aan de zee, bij de Schelfzee.
Verlos ons, HEERE, onze God! en verzamel ons uit de heidenen, opdat wij den Naam Uwer heiligheid loven, ons beroemende in Uw lof.
Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en Die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten?
[ (Psalms 108:14) In God zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden. ]
Wie is gelijk de HEERE, onze God? Die zeer hoog woont.
Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt.
De HEERE is genadig en rechtvaardig, en onze God is ontfermende.
Dit is van den HEERE geschied, en het is wonderlijk in onze ogen.
Onze voeten zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem!
Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand hunner heren; gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op den HEERE, onze God, totdat Hij ons genadig zij.
Onze ziel is veel te zat des spots der weelderigen, der verachting der hovaardigen.
Toen zouden ons de wateren overlopen hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn.
Toen zouden de stoute wateren over onze ziel gegaan zijn.
Onze ziel is ontkomen, als een vogel uit den strik der vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen.
Onze hulp is in den Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenen: De HEERE heeft grote dingen aan dezen gedaan.
O HEERE! wend onze gevangenis, gelijk waterstromen in het zuiden.
Want ik weet, dat de HEERE groot is, en dat onze Heere boven alle goden is.
Die aan ons gedacht heeft in onze nederigheid; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Wij hebben onze harpen gehangen aan de wilgen, die daarin zijn.
Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde iets gekloofd en verdeeld had.
Opdat onze zonen zijn als planten, welke groot geworden zijn in hun jeugd; onze dochter als hoekstenen, uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis.
Dat onze winkelen vol zijnde, den enen voorraad na den anderen uitgeven; dat onze kudden bij duizenden werpen, ja, bij tienduizenden op onze hoeven vermenigvuldigen.
Dat onze ossen wel geladen zijn; dat geen inbreuk, noch uitval, noch gekrijs zij op onze straten.
Onze Heere is groot en van veel kracht; Zijns verstands is geen getal.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (24)
- Exodus (6)
- Leviticus (1)
- Numberi (16)
- Deuteronomium (26)
- Jozua (16)
- Richteren (11)
- Ruth (2)
- 1 Samuël (10)
- 2 Samuël (6)
- 1 Koningen (7)
- 2 Koningen (2)
- 1 Kronieken (8)
- 2 Kronieken (12)
- Ezra (11)
- Nehemia (22)
- Job (3)
- Psalmen (75)
- Spreuken (1)
- Hooglied (5)
- Jesaja (19)
- Jeremia (33)
- Klaagliederen (14)
- Ezechiël (2)
- Daniël (11)
- Hosea (1)
- Joël (1)
- Amos (1)
- Micha (4)
- Zacharia (1)
- Mattheüs (7)
- Markus (3)
- Lukas (9)
- Johannes (13)
- Handelingen (27)
- Romeinen (10)
- 1 Corinthiërs (6)
- 2 Corinthiër (21)
- Galaten (3)
- Efeziërs (3)
- Filippenzen (1)
- 1 Thessalonicenzen (10)
- 2 Thessalonicenzen (4)
- 1 Timotheüs (1)
- 2 Timotheüs (2)
- Titus (1)
- Hebreeën (6)
- Jakobus (2)
- 1 Petrus (1)
- 2 Petrus (3)
- 1 Johannes (7)
- 2 Johannes (1)
- 3 Johannes (1)
- Openbaring (2)