'Den heer' in de Bijbel
- 1.Genesis 3:8-Leviticus 1:13
- 2.Leviticus 1:14-Numberi 14:9
- 3.Numberi 14:13-Deuteronomium 12:11
- 4.Deuteronomium 12:31-Richteren 2:7
- 5.Richteren 2:10-1 Samuël 16:2
- 6.1 Samuël 16:5-2 Koningen 17:34
- 7.2 Koningen 17:36-2 Kronieken 22:9
- 8.2 Kronieken 23:16-Psalmen 24:5
- 9.Psalmen 25:12-Psalmen 109:30
- 10.Psalmen 111:1-Jesaja 6:5
- 11.Jesaja 7:11-Jeremia 30:1
- 12.Jeremia 30:9-Habakuk 2:13
- 13.Habakuk 3:18-Romeinen 10:9
- 14.Romeinen 12:11-2 Thessalonicenzen 1:12
- 15.2 Thessalonicenzen 2:13-Openbaring 19:1
Mem. Wie is de man, die den HEERE vreest? Hij zal hem onderwijzen in den weg, dien hij zal hebben te verkiezen.
Ain. Mijn ogen zijn geduriglijk op den HEERE, want Hij zal mijn voeten uit het net uitvoeren.
Een psalm van David! Doe mij recht, HEERE! want ik wandel in mijn oprechtigheid; en ik vertrouw op den HEERE, ik zal niet wankelen.
Mijn voet staat op effen baan; ik zal den HEERE loven in de vergaderingen.
Een ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.
Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijn vijanden, die rondom mij zijn, en ik zal in Zijn tent offeranden des geklanks offeren; ik zal zingen, ja, psalmzingen den HEERE.
Wacht op den HEERE, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den HEERE.
Een psalm van David. Geeft den HEERE, gij kinderen der machtigen! geeft den HEERE eer en sterkte.
Geeft den HEERE de eer Zijns Naams, aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms.
Psalmzingt den HEERE, gij Zijn gunstgenoten! en zegt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid.
Ik haat degenen, die op valse ijdelheden acht nemen, en ik betrouw op den HEERE.
Hebt den HEERE lief, gij, al Zijn gunstgenoten! want de HEERE behoedt de gelovigen, en vergeldt overvloediglijk dengene, die hoogmoed bedrijft.
[ (Psalms 31:25) Zijt sterk, en Hij zal ulieder hart versterken, allen gij, die op den HEERE hoopt! ]
Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Sela.
De goddeloze heeft veel smarten, maar die op den HEERE vertrouwt, dien zal de goedertierenheid omringen.
Verblijdt u in den HEERE, en verheugt u, gij rechtvaardigen! en zingt vrolijk, alle gij oprechten van harte!
Gij rechtvaardigen! zingt vrolijk in den HEERE; lof betaamt den oprechten.
Looft den HEERE met de harp; psalmzingt Hem met de luit, en het tiensnarig instrument.
Laat de ganse aarde voor den HEERE vrezen; laat alle inwoners van de wereld voor Hem schrikken.
Onze ziel verbeidt den HEERE: Hij is onze Hulp en ons Schild.
Een psalm van David, als hij zijn gelaat veranderd had voor het aangezicht van Abimelech, die hem wegjoeg, dat hij doorging. (1a) Aleph. Ik zal den HEERE loven te aller tijd; Zijn lof zal geduriglijk in mijn mond zijn.
Beth. Mijn ziel zal zich beroemen in den HEERE; de zachtmoedigen zullen het horen en verblijd zijn.
Gimel. Maakt den HEERE met mij groot, en laat ons Zijn Naam samen verhogen.
Daleth. Ik heb den HEERE gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn vrezen gered.
Jod. Vreest den HEERE, gij Zijn heiligen! want die Hem vrezen, hebben geen gebrek.
Caph. De jonge leeuwen lijden armoede, en hongeren; maar die den HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed.
Zo zal mijn ziel zich verheugen in den HEERE; zij zal vrolijk zijn in Zijn heil.
Beth. Vertrouw op den HEERE, en doe het goede; bewoon de aarde, en voed u met getrouwigheid.
En verlustig u in den HEERE, zo zal Hij u geven de begeerten uws harten.
Gimel. Wentel uw weg op den HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken;
Daleth. Zwijg den HEERE, en verbeid Hem; ontsteek u niet over dengene, wiens weg voorspoedig is; over een man, die listige aanslagen uitvoert.
Want de boosdoeners zullen uitgeroeid worden, maar die den HEERE verwachten, die zullen de aarde erfelijk bezitten.
Mem. De gangen deszelven mans worden van den HEERE bevestigd; en Hij heeft lust aan zijn weg.
Koph. Wacht op den HEERE, en houd Zijn weg, en Hij zal u verhogen, om de aarde erfelijk te bezitten; gij zult zien, dat de goddelozen worden uitgeroeid.
Thau. Doch het heil der rechtvaardigen is van den HEERE; hun Sterkte ter tijd van benauwdheid.
Davids psalm, voor den opperzangmeester. (1a) Ik heb den HEERE lang verwacht; en Hij heeft Zich tot mij geneigd, en mijn geroep gehoord.
En Hij heeft een nieuw lied in mijn mond gegeven, een lofzang onzen Gode; velen zullen het zien, en vrezen, en op den HEERE vertrouwen.
Welgelukzalig is de man, die den HEERE tot zijn vertrouwen stelt, en niet omziet naar de hovaardigen, en die tot leugen afwijken.
Werp uw zorg op den HEERE, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele.
In God zal ik het woord prijzen; in den HEERE zal ik het woord prijzen.
[ (Psalms 64:11) De rechtvaardige zal zich verblijden in den HEERE, en op Hem betrouwen; en alle oprechten van hart zullen zich beroemen. ]
Die God is ons een God van volkomene Zaligheid; en bij den HEERE, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood.
Looft God in de gemeenten, den Heere, gij, die zijt uit den springader van Israel!
Gij koninkrijken der aarde, zingt Gode; psalmzingt den Heere! Sela.
En het zal den HEERE aangenamer zijn dan een os, of een gehoornde var, die de klauwen verdeelt.
Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen op den Heere HEERE, om al Uw werken te vertellen.
Gedenk hieraan; de vijand heeft den HEERE gesmaad, en een dwaas volk heeft Uw Naam gelasterd.
Doet geloften en betaalt ze den HEERE, uw God, gij allen, die rondom Hem zijt! Laat hen Dien, Die te vrezen is, geschenken brengen;
Ten dage mijner benauwdheid zocht ik den HEERE; mijn hand was des nachts uitgestrekt, en liet niet af; mijn ziel weigerde getroost te worden.
Die den HEERE haten, zouden zich Hem geveinsdelijk onderworpen hebben, maar hunlieder tijd zou eeuwig geweest zijn.
Want wie mag in den hemel tegen den HEERE geschat worden? Wie is den HEERE gelijk, onder de kinderen der sterken?
Want ons schild is van den HEERE, en onze koning is van den Heilige Israels.
Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw!
Een psalm, een lied, op den sabbatdag. (1a) Het is goed, dat men den HEERE love, en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste!
Komt, laat ons den HEERE vrolijk zingen; laat ons juichen den Rotssteen onzes heils.
Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft.
Zingt den HEERE een nieuw lied; zingt de HEERE, gij ganse aarde!
Zingt den HEERE, looft Zijn Naam; boodschapt Zijn heil van dag tot dag.
Geeft den HEERE, gij geslachten der volken! geeft den HEERE eer en sterkte.
Geeft den HEERE de eer Zijns Naams; brengt offer, en komt in Zijn voorhoven.
Aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms; schrikt voor Zijn aangezicht, gij ganse aarde.
Gij rechtvaardigen! verblijdt u in den HEERE, en spreekt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid.
Een psalm. Zingt den HEERE een nieuw lied; want Hij heeft wonderen gedaan; Zijn rechterhand, en de arm Zijner heiligheid, heeft Hem heil gegeven.
Juicht den HEERE, gij ganse aarde! roept uit van vreugde, en zingt vrolijk, en psalmzingt.
Psalmzingt den HEERE met de harp, met de harp en met de stem des gezangs,
Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u neder voor de voetbank Zijner voeten; Hij is heilig!
Mozes en Aaron waren onder Zijn priesters, en Samuel onder de aanroepers Zijns Naams; zij riepen tot den HEERE, en Hij verhoorde hen.
Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u voor den berg Zijner heiligheid; want de HEERE, onze God, is heilig.
Dient den HEERE met blijdschap, komt voor Zijn aanschijn met vrolijk gezang.
Dat zal geschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den HEERE loven;
Wanneer de volken samen zullen vergaderd worden, ook de koninkrijken, om den HEERE te dienen.
Een psalm van David. Loof den HEERE, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heiligen Naam.
Loof den HEERE, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn weldaden;
Looft den HEERE, Zijn engelen! gij krachtige helden, die Zijn woord doet, gehoorzamende de stem Zijns woords.
Looft den HEERE, al Zijn heirscharen! gij Zijn dienaars, die Zijn welbehagen doet!
Looft den HEERE, al Zijn werken! aan alle plaatsen Zijner heerschappij. Loof den HEERE, mijn ziel!
Loof den HEERE, mijn ziel! O HEERE, mijn God! Gij zijt zeer groot, Gij zijt bekleed met majesteit en heerlijkheid.
Ik zal den HEERE zingen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben.
Mijn overdenking van Hem zal zoet zijn; ik zal mij in den HEERE verblijden.
De zondaars zullen van de aarde verdaan worden, en de goddelozen zullen niet meer zijn. Loof den HEERE, mijn ziel! Hallelujah!
Looft den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken.
Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; het hart dergenen, die den HEERE zoeken, verblijde zich.
Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte; zoekt Zijn aangezicht geduriglijk.
Hallelujah! Looft den HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
En zij hebben den HEERE tot toorn verwekt met hun daden, zodat de plaag een inbreuk onder hen deed.
Looft den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten;
Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen.
Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.
Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen;
Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.
Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen.
Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten.
Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen.
De ongerechtigheid zijner vaderen worde gedacht bij den HEERE, en de zonde zijner moeder worde niet uitgedelgd.
Dat zij gedurig voor den HEERE zijn; en Hij roeie hun gedachtenis uit van de aarde.
Dit zij het werkloon mijner tegenstanders van den HEERE, en dergenen, die kwaad spreken tegen mijn ziel.
Ik zal den HEERE met mijn mond zeer loven, en in het midden van velen zal ik Hem prijzen.
Zoekresultaten vervolgd...
- 1.Genesis 3:8-Leviticus 1:13
- 2.Leviticus 1:14-Numberi 14:9
- 3.Numberi 14:13-Deuteronomium 12:11
- 4.Deuteronomium 12:31-Richteren 2:7
- 5.Richteren 2:10-1 Samuël 16:2
- 6.1 Samuël 16:5-2 Koningen 17:34
- 7.2 Koningen 17:36-2 Kronieken 22:9
- 8.2 Kronieken 23:16-Psalmen 24:5
- 9.Psalmen 25:12-Psalmen 109:30
- 10.Psalmen 111:1-Jesaja 6:5
- 11.Jesaja 7:11-Jeremia 30:1
- 12.Jeremia 30:9-Habakuk 2:13
- 13.Habakuk 3:18-Romeinen 10:9
- 14.Romeinen 12:11-2 Thessalonicenzen 1:12
- 15.2 Thessalonicenzen 2:13-Openbaring 19:1
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (21)
- Exodus (76)
- Leviticus (85)
- Numberi (82)
- Deuteronomium (90)
- Jozua (43)
- Richteren (44)
- Ruth (3)
- 1 Samuël (70)
- 2 Samuël (26)
- 1 Koningen (41)
- 2 Koningen (40)
- 1 Kronieken (34)
- 2 Kronieken (91)
- Ezra (13)
- Nehemia (5)
- Esther (1)
- Job (8)
- Psalmen (182)
- Spreuken (39)
- Jesaja (70)
- Jeremia (68)
- Klaagliederen (4)
- Ezechiël (15)
- Daniël (4)
- Hosea (17)
- Joël (5)
- Amos (4)
- Obadja (1)
- Jona (7)
- Micha (8)
- Nahum (2)
- Habakuk (2)
- Zefanja (6)
- Zacharia (16)
- Maleachi (7)
- Mattheüs (10)
- Markus (3)
- Lukas (16)
- Johannes (5)
- Handelingen (34)
- Romeinen (15)
- 1 Corinthiërs (25)
- 2 Corinthiër (15)
- Galaten (2)
- Efeziërs (15)
- Filippenzen (11)
- Colossenzen (7)
- 1 Thessalonicenzen (8)
- 2 Thessalonicenzen (6)
- 1 Timotheüs (2)
- 2 Timotheüs (4)
- Titus (1)
- Filémon (4)
- Hebreeën (1)
- Jakobus (5)
- 1 Petrus (1)
- 2 Petrus (4)
- 2 Johannes (1)
- Openbaring (2)