'Tong' in de Bijbel
Want in hun mond is niets rechts, hun binnenste is enkel verderving, hun keel is een open graf, met hun tong vleien zij.
Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid.
De HEERE snijde af alle vleiende lippen, de grootsprekende tong.
Die daar zeggen: Wij zullen de overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is heer over ons?
Die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste;
Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en Gij legt mij in het stof des doods.
Nun. Bewaar uw tong van het kwaad, en uw lippen van bedrog te spreken.
Zo zal mijn tong vermelden Uw gerechtigheid, en Uw lof den gansen dag.
Pe. De mond des rechtvaardigen vermeldt wijsheid, en zijn tong spreekt het recht.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, voor Jeduthun. (1a) Ik zeide: Ik zal mijn wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren, terwijl de goddeloze nog tegenover mij is.
Mijn hart werd heet in mijn binnenste, een vuur ontbrandde in mijn overdenking; toen sprak ik met mijn tong:
Een onderwijzing, een lied der liefde, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach, op Schoschannim. (1a) Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers.
Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog.
Verlos mij van bloedschulden, o God, Gij, God mijns heils! zo zal mijn tong Uw gerechtigheid vrolijk roemen.
Uw tong denkt enkel schade als een geslepen scheermes, werkende bedrog.
Gij hebt lief alle woorden van verslinding, en een tong des bedrogs.
Verslind hen, HEERE! deel hun tong; want ik zie wrevel en twist in de stad.
Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig onder stokebranden, mensenkinderen, welker tanden spiesen en pijlen zijn, en hun tong een scherp zwaard.
Die hun tong scherpen als een zwaard, een bitter woord aanleggen als hun pijl;
En hun tong zal hen doen aanstoten tegen zichzelven; een ieder, die hen ziet, zal zich wegpakken.
Ik riep tot Hem met mijn mond, en Hij werd verhoogd onder mijn tong.
Opdat gij uw voet, ja, de tong uwer honden, moogt steken in het bloed van de vijanden, van een iegelijk van hen.
Ook zal mijn tong Uw gerechtigheid den gansen dag uitspreken, want zij zijn beschaamd, want zij zijn schaamrood geworden, die mijn kwaad zoeken.
Zij zetten hun mond tegen den hemel, en hun tong wandelt op de aarde.
En zij vleiden Hem met hun mond, en logen Hem met hun tong.
Want de mond des goddelozen en de mond des bedrogs zijn tegen mij opengedaan; zij hebben met mij gesproken met een valse tong.
Mijn tong zal spraak houden van Uw rede, want al Uw geboden zijn rechtvaardigheid.
O HEERE! red mijn ziel van de valse lippen, van de bedriegelijke tong.
Wat zal U de bedriegelijke tong geven, of wat zal zij U toevoegen?
Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenen: De HEERE heeft grote dingen aan dezen gedaan.
Mijn tong kleve aan mijn gehemelte, zo ik aan u niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het hoogste mijner blijdschap!
Als er nog geen woord op mijn tong is, zie, HEERE! Gij weet het alles.
Zij scherpen hun tong, als een slang; heet addervergift is onder hun lippen. Sela.
Een man van kwade tong zal op de aarde niet bevestigd worden; een boos man des gewelds, dien zal men jagen, totdat hij geheel verdreven is.