'Tot' in de Bijbel
Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken.
Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden;
Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid neigt;
Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid;
Allen die tot haar ingaan, zullen niet wederkomen, en zullen de paden des levens niet aantreffen;
Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is.
Hij nu leerde mij, en zeide tot mij: Uw hart houde mijn woorden vast, onderhoud mijn geboden, en leef.
Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe.
Mijn zoon! merk op mijn wijsheid, neig uw oor tot mijn verstand;
Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis;
En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars!
Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs;
Een hart, dat ondeugdzame gedachten smeedt; voeten, die zich haasten, om tot kwaad te lopen;
Want door een vrouw, die een hoer is, komt men tot een stuk broods; en eens mans huisvrouw jaagt de kostelijke ziel.
Alzo die tot zijns naasten huisvrouw ingaat; al wie haar aanroert, zal niet onschuldig gehouden worden.
Zeg tot de wijsheid: Gij zijt mijn zuster; en heet het verstand uw bloedvriend;
En zij greep hem aan, en kuste hem; zij sterkte haar aangezicht, en zeide tot hem:
Kom, laat ons dronken worden van minnen tot den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken in grote liefde.
Hij ging haar straks achterna, gelijk een os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging der boeien.
Laat uw hart tot haar wegen niet wijken, dwaalt niet op haar paden.
Tot u, o mannen! roep Ik, en Mijn stem is tot de mensenkinderen.
Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts! Tot de verstandeloze zegt Zij:
Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts; en tot den verstandeloze zegt zij:
De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn; maar de naam der goddelozen zal verrotten.
Het pad tot het leven is desgenen die de tucht bewaart; maar die de bestraffing verlaat, doet dwalen.
Er is een, die uitstrooit, denwelken nog meer toegedaan wordt; en een, die meer inhoudt dan recht is, maar het is tot gebrek.
Een ieder zal geprezen worden, naardat zijn verstandigheid is; maar die verkeerd van hart is, zal tot verachting wezen.
Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd; en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen.
De rechtvaardige eet tot verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben.
Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden.
In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek.
De spotter zal niet liefhebben, die hem bestraft; hij zal niet gaan tot de wijzen.
De HEERE heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil; ja, ook den goddeloze tot den dag des kwaads.
De boosdoener merkt op de ongerechtige lip; een leugenaar neigt het oor tot de verkeerde tong.
Wie een zot genereert, die zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden.
Des konings hart is in de hand des HEEREN als waterbeken. Hij neigt het tot al wat Hij wil.
De gedachten des vlijtigen zijn alleen tot overschot; maar van een ieder, die haastig is, alleen tot gebrek.
Een leugenachtig getuige zal vergaan; en een man, die hoort, zal spreken tot overwinning.
Die den arme verdrukt, om het zijne te vermeerderen, en den rijke geeft, komt zekerlijk tot gebrek.
Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap;
Want gelijk hij bedacht heeft in zijn ziel, alzo zal hij tot u zeggen: Eet en drink! maar zijn hart is niet met u;
Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren tot de redenen der wetenschap.
Die tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natien zullen hem gram zijn.
Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben.
Gelijk de mus is tot wegzweven, gelijk een zwaluw tot vervliegen, alzo zal een vloek, die zonder oorzaak is, niet komen.
Gelijk een hond tot zijn uitspuwsel wederkeert, alzo herneemt de zot zijn dwaasheid.
De luiaard verbergt zijn hand in den boezem, hij is te moede, om die weder tot zijn mond te brengen.
Die zijn vriend zegent met luider stem, zich des morgens vroeg opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden.
Want de schat is niet tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht zijn?
De lammeren zullen zijn tot uw kleding, en de bokken de prijs des velds.
Daartoe zult gij genoegzaamheid van geitenmelk hebben tot uw spijze, tot spijze van uw huis, en leeftocht uwer maagden.
Een koning houdt het land staande door het recht; maar een, die tot geschenken genegen is, verstoort hetzelve.
De woorden van Agur, den zoon van Jake; een last. De man spreekt tot Ithiel, tot Ithiel en Uchal.
Doe niet tot Zijn woorden, opdat Hij u niet bestraffe, en gij leugenachtig bevonden wordt.
Caph. Zij breidt haar handpalm uit tot den ellendige; en zij steekt haar handen uit tot den nooddruftige.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (473)
- Exodus (350)
- Leviticus (238)
- Numberi (352)
- Deuteronomium (208)
- Jozua (204)
- Richteren (257)
- Ruth (34)
- 1 Samuël (309)
- 2 Samuël (270)
- 1 Koningen (246)
- 2 Koningen (232)
- 1 Kronieken (162)
- 2 Kronieken (224)
- Ezra (46)
- Nehemia (100)
- Esther (52)
- Job (111)
- Psalmen (300)
- Spreuken (56)
- Prediker (18)
- Hooglied (10)
- Jesaja (267)
- Jeremia (406)
- Klaagliederen (17)
- Ezechiël (397)
- Daniël (81)
- Hosea (43)
- Joël (15)
- Amos (25)
- Obadja (5)
- Jona (23)
- Micha (27)
- Nahum (3)
- Habakuk (9)
- Zefanja (13)
- Haggaï (38)
- Zacharia (65)
- Maleachi (13)
- Mattheüs (307)
- Markus (220)
- Lukas (324)
- Johannes (290)
- Handelingen (240)
- Romeinen (87)
- 1 Corinthiërs (50)
- 2 Corinthiër (46)
- Galaten (17)
- Efeziërs (30)
- Filippenzen (22)
- Colossenzen (12)
- 1 Thessalonicenzen (15)
- 2 Thessalonicenzen (6)
- 1 Timotheüs (18)
- 2 Timotheüs (18)
- Titus (9)
- Hebreeën (53)
- Jakobus (12)
- 1 Petrus (21)
- 2 Petrus (11)
- 1 Johannes (11)
- 2 Johannes (3)
- 3 Johannes (1)
- Judas (3)
- Openbaring (60)