'Weg' in de Bijbel
Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in de raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters;
Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen; maar de weg der goddelozen zal vergaan.
Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.
HEERE! Leid mij in Uw gerechtigheid, om mijner verspieders wil; richt Uw weg voor mijn aangezicht.
Want al Zijn rechten waren voor mij, en Zijn inzettingen deed ik niet van mij weg.
Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen.
Het is God, Die mij met kracht omgordt; en Hij heeft mijn weg volkomen gemaakt.
Toen vergruisde ik hen als stof voor den wind; ik ruimde hen weg als slijk der straten.
Teth. De HEERE is goed en recht; daarom zal Hij de zondaars onderwijzen in den weg.
Jod. Hij zal de zachtmoedigen leiden in het recht, en Hij zal den zachtmoedigen Zijn weg leren.
Mem. Wie is de man, die den HEERE vreest? Hij zal hem onderwijzen in den weg, dien hij zal hebben te verkiezen.
Resch. Aanzie mijn ellende, en mijn moeite, en neem weg al mijn zonden.
Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds;
HEERE! leer mij Uw weg, en leid mij in het rechte pad, om mijner verspieders wil.
Trek mij niet weg met de goddelozen, en met de werkers der ongerechtigheid, die van vrede spreken met hun naasten, maar kwaad is in hun hart.
Vanwege al mijn wederpartijders ben ik, ook mijn naburen, grotelijks tot een smaad geworden, en mijn bekenden tot een schrik; die mij op de straten zien, vlieden van mij weg.
Ik zal u onderwijzen, en u leren van den weg, dien gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn.
En breng de spies voort, en sluit den weg toe, mijn vervolgers tegemoet; zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil.
Laat hen worden als kaf voor den wind, en de Engel des HEEREN drijve hen weg.
Hun weg zij duister en gans slibberig; en de Engel des HEEREN vervolge hen.
Hij bedenkt onrecht op zijn leger; hij stelt zich op een weg, die niet goed is; het kwaad verwerpt hij niet.
Gimel. Wentel uw weg op den HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken;
Daleth. Zwijg den HEERE, en verbeid Hem; ontsteek u niet over dengene, wiens weg voorspoedig is; over een man, die listige aanslagen uitvoert.
Cheth. De goddelozen hebben het zwaard uitgetrokken, en hun boog gespannen, om den ellendige en nooddruftige neder te vellen, om te slachten, die oprecht van weg zijn.
Mem. De gangen deszelven mans worden van den HEERE bevestigd; en Hij heeft lust aan zijn weg.
Koph. Wacht op den HEERE, en houd Zijn weg, en Hij zal u verhogen, om de aarde erfelijk te bezitten; gij zult zien, dat de goddelozen worden uitgeroeid.
Neem Uw plage van op mij weg, ik ben bezweken van de bestrijding Uwer hand.
Gelijk zij het zagen, alzo waren zij verwonderd; zij werden verschrikt, zij haastten weg.
Deze hun weg is een dwaasheid van hen; nochtans hebben hun nakomelingen een welbehagen in hun woorden. Sela.
Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien.
Opdat men op de aarde Uw weg kenne, onder alle heidenen Uw heil.
De koningen der heirscharen vloden weg, zij vloden weg; en zij, die te huis bleef, deelde den roof uit.
O God! Uw weg is in het heiligdom; wie is een groot God, gelijk God?
Uw weg was in de zee, en Uw pad in grote wateren, en Uw voetstappen werden niet bekend.
Waarom hebt Gij zijn muren doorgebroken, zodat allen, die den weg voorbijgaan, hem plukken?
[ (Psalms 85:14) De gerechtigheid zal voor Zijn aangezicht henengaan, en Hij zal ze zetten op den weg Zijner voetstappen. ]
Leer mij, HEERE! Uw weg; ik zal in Uw waarheid wandelen; verenig mijn hart tot de vreze Uws Naams.
Allen, die den weg voorbijgingen, hebben hem beroofd; zijn naburen is hij tot een smaad geweest.
Ik zal verstandelijk handelen in den oprechten weg; wanneer zult Gij tot mij komen? Ik zal in het midden mijns huizes wandelen, in oprechtigheid mijns harten.
Mijn ogen zullen zijn op de getrouwen in het land, dat zij bij mij zitten; die in den oprechten weg wandelt, die zal mij dienen.
Hij heeft mijn kracht op den weg ter nedergedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort.
Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het midden mijner dagen; Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht.
Van Uw schelden vloden zij, zij haastten zich weg voor de stem Uws donders.
De zon opgaande, maken zij zich weg, en liggen neder in hun holen.
Verbergt Gij Uw aangezicht, zij worden verschrikt; neemt Gij hun adem weg, zij sterven, en zij keren weder tot hun stof.
Die in de woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad ter woning vonden;
En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning.
De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd;
Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.
Hij zal op den weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen.
Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom.
Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uw wonderen betrachte.
Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord.
Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet.
Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.
Ik zal den weg Uwer geboden lopen, als Gij mijn hart verwijd zult hebben.
He. HEERE! leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe.
Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.
Maar die zich neigen tot hun kromme wegen, die zal de HEERE weg doen gaan met de werkers der ongerechtigheid. Vrede zal over Israel zijn!
En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg.
Bewaar mij, HEERE! van de handen des goddelozen; behoed mij van den man alles gewelds; van hen, die mijn voeten denken weg te stoten.
Als mijn geest in mij overstelpt was, zo hebt Gij mijn pad gekend. Zij hebben mij een strik verborgen op den weg, dien ik gaan zou.
Doe mij Uw goedertierenheid in den morgenstond horen, want ik betrouw op U; maak mij bekend den weg, dien ik te gaan heb, want ik hef mijn ziel tot U op.
De HEERE bewaart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddelozen weg keert Hij om.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (37)
- Exodus (15)
- Leviticus (1)
- Numberi (20)
- Deuteronomium (34)
- Jozua (16)
- Richteren (25)
- Ruth (2)
- 1 Samuël (31)
- 2 Samuël (16)
- 1 Koningen (38)
- 2 Koningen (39)
- 1 Kronieken (6)
- 2 Kronieken (26)
- Ezra (3)
- Nehemia (3)
- Job (34)
- Psalmen (64)
- Spreuken (57)
- Prediker (8)
- Jesaja (37)
- Jeremia (52)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (72)
- Daniël (3)
- Hosea (8)
- Amos (4)
- Jona (2)
- Micha (1)
- Nahum (3)
- Zacharia (1)
- Maleachi (2)