'Door' in de Bijbel
Maar ik zal door de grootheid Uwer goedertierenheid in Uw huis ingaan; ik zal mij buigen naar het paleis Uwer heiligheid, in Uw vreze.
Want met U loop ik door een bende, en met mijn God spring ik over een muur.
Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk vermaand; in het houden van die is grote loon.
Groot is zijn eer door Uw heil; majesteit en heerlijkheid hebt Gij hem toegevoegd.
Want Gij zet hem tot zegeningen in eeuwigheid; Gij vervrolijkt hem door vreugde met Uw aangezicht.
Want de koning vertrouwt op den HEERE, en door de goedertierenheid des Allerhoogsten zal hij niet wankelen.
Want, HEERE! Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (1a) Op U, o HEERE! betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid; help mij uit door Uw gerechtigheid.
Want mijn leven is verteerd van droefenis, en mijn jaren van zuchten; mijn kracht is vervallen door mijn ongerechtigheid, en mijn beenderen zijn doorknaagd.
Laat Uw aangezicht over Uw knecht lichten; verlos mij door Uw goedertierenheid.
Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir.
Een koning wordt niet behouden door een groot heir; een held wordt niet gered door grote kracht;
Het paard feilt ter overwinning, en bevrijdt niet door zijn grote sterkte.
Maar hij ging door, en zie, hij was er niet meer; en ik zocht hem, maar hij werd niet gevonden.
Ik was verstomd door stilzwijgen, ik zweeg van het goede; maar mijn smart werd verzwaard.
Want zij hebben het land niet geerfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt.
Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan.
Laat haar wateren bruisen, laat ze beroerd worden; laat de bergen daveren, door derzelver verheffing! Sela.
Ziet den man, die God niet stelde tot Zijn Sterkte, maar vertrouwde op de veelheid zijns rijkdoms; hij was sterk geworden door zijn beschadigen.
Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth; (1a) Als de Zifieten gekomen waren, en tot Saul gezegd hadden: Verbergt zich David niet bij ons? (1b) O God! verlos mij door Uw Naam, en doe mij recht door Uw macht.
Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden; roei hen uit door Uw waarheid.
Dood hen niet, opdat mijn volk het niet vergete; doe hen omzwerven door Uw macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild!
Opdat Uw beminden zouden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons.
Men zal hen storten door het geweld des zwaards; zij zullen de vossen ten deel worden.
Die de bergen vastzet door Zijn kracht, omgord zijnde met macht.
Gij maakt zijn omgeploegde aarde dronken; Gij doet ze dalen in zijn voren; Gij maakt het week door de druppelen; Gij zegent zijn uitspruitsel.
Hij heeft de zee veranderd in het droge; zij zijn te voet doorgegaan door de rivier; daar hebben wij ons in Hem verblijd.
Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God!
Laat hen door mij niet beschaamd worden, die U verwachten, o Heere, HEERE der heirscharen, laat hen door mij niet te schande worden, die U zoeken, o God Israels!
Maar mij aangaande, mijn gebed is tot U, o HEERE; er is een tijd des welbehagens, o God! door de grootheid Uwer goedertierenheid; verhoor mij door de getrouwheid Uws heils.
Red mij door Uw gerechtigheid, en bevrijd mij; neig Uw oor tot mij, en verlos mij.
Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.
Gij hebt door Uw sterkte de zee gespleten; Gij hebt de koppen der draken in de wateren verbroken.
Heeft God vergeten genadig te zijn? Heeft Hij Zijn barmhartigheden door toorn toegesloten? Sela.
Gij hebt Uw volk door Uw arm verlost; de kinderen van Jakob en van Jozef. Sela.
[ (Psalms 77:21) Gij leiddet Uw volk, als een kudde door de hand van Mozes en Aaron. ]
Hij dreef den oostenwind voort in den hemel, en voerde den zuidenwind aan door Zijn sterkte;
Boven dit alles zondigden zij nog, en geloofden niet, door Zijn wonderen.
Hij doodde hun wijnstok door den hagel, en hun wilde vijgebomen door vurigen hagelsteen.
En zij verwekten Hem tot toorn door hun hoogten, en verwekten Hem tot ijver door hun gesneden beelden.
Hun priesters vielen door het zwaard, en hun weduwen weenden niet.
Als zij door het dal der moerbezienbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken.
Zij zullen zich den gansen dag verheugen in Uw Naam, en door Uw gerechtigheid verhoogd worden.
Want Gij zijt de heerlijkheid hunner sterkte; en door Uw welbehagen zal onze hoorn verhoogd worden.
Want wij vergaan door Uw toorn; en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt.
Want al onze dagen gaan henen door Uw verbolgenheid; wij brengen onze jaren door als een gedachte.
Die de fonteinen uitzendt door de dalen, dat zij tussen de gebergten henen wandelen.
Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier.
En Hij schold de Schelfzee, zodat zij verdroogde, en Hij deed hen wandelen door de afgronden, als door een woestijn.
En dat Hij hun zaad zou nedervellen onder de heidenen, en hen verstrooien zou door de landen.
En zij hebben onschuldig bloed vergoten, het bloed hunner zonen en hunner dochteren, die zij den afgoden van Kanaan hebben opgeofferd; zodat het land door deze bloedschulden is ontheiligd geworden.
En zij ontreinigden zich door hun werken, en zij hebben gehoereerd door hun daden.
Hij heeft hen menigmaal gered; maar zij verbitterden Hem door hun raad, en werden uitgeteerd door hun ongerechtigheid.
Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper.
Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis.
Opdat Uw beminden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons.
Hun handen hebben zij, maar tasten niet; hun voeten, maar gaan niet; zij geven geen geluid door hun keel.
Dit is de poort des HEEREN, door dewelke de rechtvaardigen zullen ingaan.
Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.
Zie, ik heb een begeerte tot Uw bevelen; maak mij levend door Uw gerechtigheid.
Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt.
Zij maakt mij door Uw geboden wijzer, dan mijn vijanden zijn, want zij is in eeuwigheid bij mij.
En voerde Israel door het midden van dezelve; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Die Zijn volk door de woestijn geleid heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (14)
- Exodus (28)
- Leviticus (22)
- Numberi (53)
- Deuteronomium (32)
- Jozua (48)
- Richteren (23)
- 1 Samuël (20)
- 2 Samuël (22)
- 1 Koningen (35)
- 2 Koningen (33)
- 1 Kronieken (14)
- 2 Kronieken (39)
- Ezra (6)
- Nehemia (14)
- Esther (11)
- Job (35)
- Psalmen (64)
- Spreuken (36)
- Prediker (7)
- Jesaja (57)
- Jeremia (63)
- Klaagliederen (6)
- Ezechiël (94)
- Daniël (12)
- Hosea (11)
- Joël (2)
- Amos (11)
- Obadja (1)
- Micha (2)
- Nahum (2)
- Habakuk (6)
- Zefanja (2)
- Zacharia (7)
- Maleachi (1)
- Mattheüs (47)
- Markus (24)
- Lukas (34)
- Johannes (15)
- Handelingen (78)
- Romeinen (75)
- 1 Corinthiërs (34)
- 2 Corinthiër (42)
- Galaten (29)
- Efeziërs (32)
- Filippenzen (12)
- Colossenzen (16)
- 1 Thessalonicenzen (4)
- 2 Thessalonicenzen (7)
- 1 Timotheüs (4)
- 2 Timotheüs (7)
- Titus (5)
- Filémon (4)
- Hebreeën (67)
- Jakobus (4)
- 1 Petrus (19)
- 2 Petrus (17)
- 1 Johannes (2)
- 2 Johannes (1)
- Judas (3)
- Openbaring (13)