'Zo' in de Bijbel
- 1.Genesis 2:15-Genesis 31:28
- 2.Genesis 31:30-Genesis 50:25
- 3.Exodus 1:7-Exodus 21:29
- 4.Exodus 21:30-Leviticus 13:18
- 5.Leviticus 13:19-Numberi 5:6
- 6.Numberi 5:8-Numberi 32:29
- 7.Numberi 32:30-Deuteronomium 22:22
- 8.Deuteronomium 22:24-Jozua 22:7
- 9.Jozua 22:10-Richteren 14:17
- 10.Richteren 14:18-1 Samuël 9:14
- 11.1 Samuël 9:17-1 Samuël 25:31
- 12.1 Samuël 25:34-2 Samuël 14:2
- 13.2 Samuël 14:4-1 Koningen 11:37
- 14.1 Koningen 11:38-2 Koningen 4:44
- 15.2 Koningen 5:1-1 Kronieken 10:8
- 16.1 Kronieken 10:12-2 Kronieken 25:8
- 17.2 Kronieken 25:21-Job 9:20
- 18.Job 9:21-Psalmen 61:8
- 19.Psalmen 63:6-Jesaja 1:20
- 20.Jesaja 3:7-Jeremia 9:1
- 21.Jeremia 9:2-Jeremia 29:21
- 22.Jeremia 29:25-Jeremia 50:23
- 23.Jeremia 50:33-Ezechiël 28:2
- 24.Ezechiël 28:12-Amos 3:11
- 25.Amos 4:12-Maleachi 2:2
Ben ik oprecht, zo acht ik toch mijn ziel niet; ik versmaad mijn leven.
De aarde wordt gegeven in de hand des goddelozen; Hij overdekt het aangezicht harer rechteren; zo niet, wie is Hij dan?
Zo schroom ik voor al mijn smarten; ik weet, dat Gij mij niet onschuldig zult houden.
Want Hij is niet een man, als ik, dien ik antwoorden zou, zo wij te zamen in het gericht kwamen.
Zo zal ik spreken, en Hem niet vrezen; want zodanig ben ik niet bij mij.
Indien ik zondig, zo zult Gij mij waarnemen, en van mijn misdaad zult Gij mij niet onschuldig houden.
Zo ik goddeloos ben, wee mij! En ben ik rechtvaardig, ik zal mijn hoofd niet opheffen; ik ben zat van schande, maar aanzie mijn ellende.
Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit.
Trouwens, omdat gijlieden het volk zijt, zo zal de wijsheid met ulieden sterven!
Hij zal u gewisselijk bestraffen, zo gij in het verborgene het aangezicht aanneemt.
Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? Evenwel zal ik mijn wegen voor Zijn aangezicht verdedigen.
Wie is hij, die met mij twist? Wanneer ik nu zweeg, zo zou ik den geest geven.
Gij overweldigt hem in eeuwigheid, en hij gaat heen; veranderende zijn gelaat, zo zendt Gij hem weg.
Zo ik spreek, mijn smart wordt niet ingehouden; en houd ik op, wat gaat er van mij weg?
Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden.
Ook versmaden mij de jonge kinderen; sta ik op, zo spreken zij mij tegen.
Den arbeid zal hij wedergeven en niet inslokken; naar het vermogen zijner verandering, zo zal hij van vreugde niet opspringen.
Omdat hij geen rust in zijn buik gekend heeft, zo zal hij van zijn gewenst goed niet uitbehouden.
Is (mij aangaande) mijn klacht tot den mens? Doch of het zo ware, waarom zou mijn geest niet verdrietig zijn?
Ja, wanneer ik daaraan gedenk, zo word ik beroerd, en mijn vlees heeft een gruwen gevat.
Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten.
Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen.
Zie, ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts, zo verneem ik Hem niet.
Als Hij ter linkerhand werkt, zo aanschouw ik Hem niet; bedekt Hij Zich ter rechterhand, zo zie ik Hem niet.
Ook trekt hij de machtigen door zijn kracht; staat hij op, zo is men des levens niet zeker.
Stelt hem God in gerustigheid, zo steunt hij daarop; nochtans zijn Zijn ogen op hun wegen.
Indien het nu zo niet is, wie zal mij leugenachtig maken, en mijn rede tot niet brengen?
Zo waarachtig als God leeft, Die mijn recht weggenomen heeft, en de Almachtige, Die mijner ziel bitterheid heeft aangedaan!
Zo lang als mijn adem in mij zal zijn, en het geblaas Gods in mijn neus;
Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem;
Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet.
Als een oor mij hoorde, zo hield het mij gelukzalig; als mij een oog zag, zo getuigde het van mij.
Verkoos ik hun weg, zo zat ik bovenaan, en woonde als een koning onder de benden, als een, die treurigen vertroost.
Nochtans toen ik het goede verwachtte, zo kwam het kwade; toen ik hoopte naar het licht, zo kwam de donkerheid.
Zo ik met ijdelheid omgegaan heb, en mijn voet gesneld heeft tot bedriegerij;
Zo mijn gang uit den weg geweken is, en mijn hart mijn ogen nagevolgd is, en aan mijn handen iets aankleeft;
Zo moet ik zaaien, maar een ander eten, en mijn spruiten moeten uitgeworteld worden!
Zo mijn hart verlokt is geweest tot een vrouw, of ik aan mijns naasten deur geloerd heb;
Zo moet mijn huisvrouw met een ander malen, en anderen zich over haar krommen!
Zo ik versmaad heb het recht mijns knechts, of mijner dienstmaagd, als zij geschil hadden met mij;
Zo ik den armen hun begeerte onthouden heb, of de ogen der weduwe laten versmachten;
Zo ik iemand heb zien omkomen, omdat hij zonder kleding was, en dat de nooddruftige geen deksel had;
Zo zijn lenden mij niet gezegend hebben, toen hij van de vellen mijner lammeren verwarmd werd;
Zo ik mijn hand tegen den wees bewogen heb, omdat ik in de poort mijn hulp zag;
Zo ik het goud tot mijn hoop gezet heb, of tot het fijn goud gezegd heb: Gij zijt mijn vertrouwen;
Zo ik blijde ben geweest, omdat mijn vermogen groot was, en omdat mijn hand geweldig veel verkregen had;
Zo ik het licht aangezien heb, wanneer het scheen, of de maan heerlijk voortgaande;
Zo ik verblijd ben geweest in de verdrukking mijns haters, en mij opgewekt heb, als het kwaad hem vond;
Zo de lieden mijner tent niet hebben gezegd: Och, of wij van zijn vlees hadden, wij zouden niet verzadigd worden;
Zo ik, gelijk Adam, mijn overtredingen bedekt heb, door eigenliefde mijn misdaad verbergende!
Zo mijn land tegen mij roept, en zijn voren te zamen wenen;
Zo ik zijn vermogen gegeten heb zonder geld, en de ziel zijner akkerlieden heb doen hijgen;
Zo ontstak de toorn van Elihu, den zoon van Baracheel, den Buziet, van het geslacht van Ram; tegen Job werd zijn toorn ontstoken, omdat hij zijn ziel meer rechtvaardigde dan God.
Zo gij kunt, antwoord mij; schik u voor mijn aangezicht, stel u.
Zo zal Hij hem genadig zijn, en zeggen: Verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale, Ik heb verzoening gevonden.
Zo er redenen zijn, antwoord mij; spreek, want ik heb lust u te rechtvaardigen.
Zo niet, hoor naar mij; zwijg, en ik zal u wijsheid leren.
Zo er dan verstand bij u is, hoor dit; neig de oren tot de stem mijner woorden.
Daarom dat Hij hun werken kent, zo keert Hij hen des nachts om, en zij worden verbrijzeld.
Zo heeft Job in ijdelheid zijn mond geopend, en zonder wetenschap woorden vermenigvuldigd.
En zo zij, gebonden zijnde in boeien, vast gehouden worden met banden der ellende;
Indien zij horen, en Hem dienen, zo zullen zij hun dagen eindigen in het goede, en hun jaren in liefelijkheden.
Maar zo zij niet horen, zo gaan zij door het zwaard door, en zij geven den geest zonder kennis.
Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden.
Gord nu, als een man, uw lenden, zo zal Ik u vragen, en onderricht Mij.
Niemand is zo koen, dat hij hem opwekken zou; wie is dan hij, die zich voor Mijn aangezicht stellen zou?
Het een is zo na aan het andere, dat de wind daar niet kan tussen komen.
Wie is hij, zegt Gij, die den raad verbergt zonder wetenschap? Zo heb ik dan verhaald, hetgeen ik niet verstond, dingen, die voor mij te wonderbaar waren, die ik niet wist.
En er werden zo schone vrouwen niet gevonden in het ganse land, als de dochteren van Job; en haar vader gaf haar erfdeel onder haar broederen.
Zo vervolge de vijand mijn ziel, en achterhale ze, en vertrede mijn leven ter aarde, en doe mijn eer in het stof wonen! Sela.
Zo zal de vergadering der volken U omsingelen; keer dan boven haar weder in de hoogte.
Indien hij zich niet bekeert, zo zal Hij Zijn zwaard wetten; Hij heeft Zijn boog gespannen, en dien bereid.
Zo gaf mij de HEERE weder naar mijn gerechtigheid, naar de reinigheid mijner handen, voor Zijn ogen.
Zo haast als hun oor van mij hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd; vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen.
[ (Psalms 21:14) Verhoog U, HEERE! in Uw sterkte; zo zullen wij zingen, en Uw macht met psalmen loven. ]
Zo wees niet verre van mij, want benauwdheid is nabij; want er is geen helper.
Zo zal ik Uw Naam mijn broederen vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen.
Lamed. Om Uws Naams wil, HEERE! zo vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot.
Ofschoon mij een leger belegerde, mijn hart zou niet vrezen; ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zo vertrouw ik hierop.
Zo ik niet had geloofd, dat ik het goede des HEEREN zou zien in het land der levenden, ik ware vergaan.
Een psalm van David. Tot U roep ik, HEERE! mijn Rotssteen, houd U niet als doof van mij af; opdat ik niet, zo Gij U van mij stil houdt, vergeleken worde met degenen, die in den kuil nederdalen.
Omdat zij niet letten op de daden des HEEREN, noch op het werk Zijner handen, zo zal Hij hen afbreken en zal hen niet bouwen.
Zo zal mijn ziel zich verheugen in den HEERE; zij zal vrolijk zijn in Zijn heil.
Zo zal ik U loven in de grote gemeente; onder machtig veel volks zal ik U prijzen.
Zo zal mijn tong vermelden Uw gerechtigheid, en Uw lof den gansen dag.
En verlustig u in den HEERE, zo zal Hij u geven de begeerten uws harten.
Als hij valt, zo wordt hij niet weggeworpen, want de HEERE ondersteunt zijn hand.
Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken.
Kastijdt Gij iemand met straffingen om de ongerechtigheid, zo doet Gij zijn bevalligheid smelten als een mot; immers is een ieder mens ijdelheid. Sela.
Gij, o HEERE, mijn God! hebt Uw wonderen en Uw gedachten aan ons vele gemaakt, men kan ze niet in orde bij U verhalen; zal ik ze verkondigen en uitspreken, zo zijn zij menigvuldiger dan dat ik ze zou kunnen vertellen.
En zo iemand van hen komt, om mij te zien, hij spreekt valsheid; zijn hart vergadert zich onrecht; gaat hij uit naar buiten, hij spreekt er van.
Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid.
Zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid; dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neder.
Zo zal zij toch komen tot het geslacht harer vaderen; tot in eeuwigheid zullen zij het licht niet zien.
Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid.
Indien gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers.
Zo zal ik de overtreders Uw wegen leren; en de zondaars zullen zich tot U bekeren.
Verlos mij van bloedschulden, o God, Gij, God mijns heils! zo zal mijn tong Uw gerechtigheid vrolijk roemen.
Heere, open mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen.
[ (Psalms 61:9) Zo zal ik Uw Naam psalmzingen in eeuwigheid; opdat ik mijn geloften betale, dag bij dag. ]
Zoekresultaten vervolgd...
- 1.Genesis 2:15-Genesis 31:28
- 2.Genesis 31:30-Genesis 50:25
- 3.Exodus 1:7-Exodus 21:29
- 4.Exodus 21:30-Leviticus 13:18
- 5.Leviticus 13:19-Numberi 5:6
- 6.Numberi 5:8-Numberi 32:29
- 7.Numberi 32:30-Deuteronomium 22:22
- 8.Deuteronomium 22:24-Jozua 22:7
- 9.Jozua 22:10-Richteren 14:17
- 10.Richteren 14:18-1 Samuël 9:14
- 11.1 Samuël 9:17-1 Samuël 25:31
- 12.1 Samuël 25:34-2 Samuël 14:2
- 13.2 Samuël 14:4-1 Koningen 11:37
- 14.1 Koningen 11:38-2 Koningen 4:44
- 15.2 Koningen 5:1-1 Kronieken 10:8
- 16.1 Kronieken 10:12-2 Kronieken 25:8
- 17.2 Kronieken 25:21-Job 9:20
- 18.Job 9:21-Psalmen 61:8
- 19.Psalmen 63:6-Jesaja 1:20
- 20.Jesaja 3:7-Jeremia 9:1
- 21.Jeremia 9:2-Jeremia 29:21
- 22.Jeremia 29:25-Jeremia 50:23
- 23.Jeremia 50:33-Ezechiël 28:2
- 24.Ezechiël 28:12-Amos 3:11
- 25.Amos 4:12-Maleachi 2:2
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (200)
- Exodus (144)
- Leviticus (149)
- Numberi (122)
- Deuteronomium (125)
- Jozua (78)
- Richteren (121)
- Ruth (18)
- 1 Samuël (179)
- 2 Samuël (126)
- 1 Koningen (103)
- 2 Koningen (125)
- 1 Kronieken (50)
- 2 Kronieken (84)
- Ezra (12)
- Nehemia (25)
- Esther (22)
- Job (86)
- Psalmen (80)
- Spreuken (32)
- Prediker (10)
- Hooglied (6)
- Jesaja (72)
- Jeremia (244)
- Klaagliederen (9)
- Ezechiël (138)
- Daniël (23)
- Hosea (13)
- Joël (3)
- Amos (12)
- Obadja (3)
- Jona (1)
- Micha (9)
- Nahum (4)
- Habakuk (5)
- Zefanja (1)
- Zacharia (9)
- Maleachi (2)
- Mattheüs (103)
- Markus (62)
- Lukas (88)
- Johannes (104)
- Handelingen (52)
- Romeinen (55)
- 1 Corinthiërs (68)
- 2 Corinthiër (34)
- Galaten (30)
- Efeziërs (6)
- Filippenzen (7)
- Colossenzen (5)
- 1 Thessalonicenzen (6)
- 2 Thessalonicenzen (2)
- 1 Timotheüs (14)
- 2 Timotheüs (2)
- Titus (1)
- Filémon (2)
- Hebreeën (30)
- Jakobus (14)
- 1 Petrus (13)
- 2 Petrus (3)
- 1 Johannes (21)
- 3 Johannes (2)
- Judas (1)
- Openbaring (20)