'Opdat' in de Bijbel
Opdat zij de paden des rechts houden; en Hij zal den weg Zijner gunstgenoten bewaren.
Opdat gij wandelt op den weg der goeden, en houdt de paden der rechtvaardigen.
Opdat gij alle bedachtzaamheid behoudt, en uw lippen wetenschap bewaren.
Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt.
Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede;
Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden;
Opdat zij u bewaren voor een vreemde vrouw, voor de onbekende, die met haar redenen vleit.
Opdat Ik Mijn liefhebbers doe beerven dat bestendig is, en Ik zal hun schatkameren vervullen.
Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de wateren Zijn bevel niet zouden overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde stelde;
Bestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den wijze, en hij zal u liefhebben.
De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden.
Hoor raad, en ontvang tucht, opdat gij in uw laatste wijs zijt.
Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood.
Opdat uw vertrouwen op den HEERE zij, maak ik u die heden bekend; gij ook maak ze bekend.
Om u bekend te maken de zekerheid van de redenen der waarheid; opdat gij de redenen der waarheid antwoorden moogt dengenen, die u zenden.
Opdat gij zijn paden niet leert, en een strik over uw ziel haalt.
Opdat het de HEERE niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere.
Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben.
Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden.
Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt.
Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate.
Antwoord den zot naar zijn dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt.
Antwoord den zot naar zijn dwaasheid, opdat hij in zijn ogen niet wijs zij.
Zijt wijs, mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader wat te antwoorden heb.
Doe niet tot Zijn woorden, opdat Hij u niet bestraffe, en gij leugenachtig bevonden wordt.
Opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene, en zegge: Wie is de HEERE? of dat ik, verarmd zijnde, dan niet stele, en den Naam mijns Gods aantaste.
Achterklap niet van den knecht bij zijn heer, opdat hij u niet vloeke, en gij schuldig wordt.
Opdat hij niet drinke, en het gezette vergete, en de rechtzaak van alle verdrukten verandere.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (44)
- Exodus (48)
- Leviticus (37)
- Numberi (29)
- Deuteronomium (76)
- Jozua (16)
- Richteren (12)
- Ruth (3)
- 1 Samuël (16)
- 2 Samuël (15)
- 1 Koningen (22)
- 2 Koningen (13)
- 1 Kronieken (4)
- 2 Kronieken (25)
- Ezra (7)
- Nehemia (6)
- Esther (3)
- Job (16)
- Psalmen (50)
- Spreuken (28)
- Prediker (4)
- Hooglied (1)
- Jesaja (41)
- Jeremia (35)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (54)
- Daniël (8)
- Hosea (2)
- Joël (1)
- Amos (6)
- Obadja (1)
- Jona (3)
- Micha (3)
- Habakuk (3)
- Zefanja (2)
- Zacharia (6)
- Maleachi (3)
- Mattheüs (40)
- Markus (28)
- Lukas (41)
- Johannes (96)
- Handelingen (32)
- Romeinen (38)
- 1 Corinthiërs (43)
- 2 Corinthiër (43)
- Galaten (16)
- Efeziërs (27)
- Filippenzen (12)
- Colossenzen (11)
- 1 Thessalonicenzen (7)
- 2 Thessalonicenzen (9)
- 1 Timotheüs (13)
- 2 Timotheüs (5)
- Titus (12)
- Filémon (5)
- Hebreeën (25)
- Jakobus (7)
- 1 Petrus (16)
- 2 Petrus (2)
- 1 Johannes (10)
- 2 Johannes (1)
- 3 Johannes (1)
- Openbaring (25)