'Wil' in de Bijbel
Allen tijd in mijn gebeden biddende, of mogelijk mij nog te eniger tijd goede gelegenheid gegeven werd, door den wil van God, om tot ulieden te komen.
Doch ik wil niet, dat u onbekend zij, broeders, dat ik menigmaal voorgenomen heb tot u te komen (en ben tot nog toe verhinderd geweest), opdat ik ook onder u enige vrucht zou hebben, gelijk als ook onder de andere heidenen.
En gij weet Zijn wil, en beproeft de dingen, die daarvan verschillen, zijnde onderwezen uit de wet;
Ik spreek op menselijke wijze, om der zwakheid uws vleses wil; want gelijk gij uw leden gesteld hebt, om dienstbaar te zijn der onreinigheid en der ongerechtigheid, tot ongerechtigheid, alzo stelt nu uw leden, om dienstbaar te zijn der gerechtigheid, tot heiligmaking.
Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik.
En indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe, dat zij goed is.
Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
Zo vind ik dan deze wet in mij: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonden wil; maar de geest is leven om der gerechtigheid wil.
Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil, die het der ijdelheid onderworpen heeft;
Zo is het dan niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods.
Zo ontfermt Hij Zich dan, diens Hij wil, en verhardt, dien Hij wil.
Gij zult dan tot mij zeggen: Wat klaagt Hij dan nog? Want wie heeft Zijn wil wederstaan?
Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt, bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israel gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn.
Zo zijn zij wel vijanden aangaande het Evangelie, om uwentwil, maar aangaande de verkiezing zijn zij beminden, om der vaderen wil;
En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij.
Daarom is het nodig onderworpen te zijn, niet alleen om der straffe, maar ook om des gewetens wil.
Maar indien uw broeder om der spijze wil bedroefd wordt, zo wandelt gij niet meer naar liefde. Verderf dien niet met uw spijze, voor welken Christus gestorven is.
Verbreek het werk van God niet om der spijze wil. Alle dingen zijn wel rein; maar het is kwaad den mens, die met aanstoot eet.
Opdat ik met blijdschap, door den wil van God, tot u mag komen, en met u verkwikt worden.
Want uw gehoorzaamheid is tot kennis van allen gekomen. Ik verblijde mij dan uwenthalve; en ik wil, dat gij wijs zijt in het goede, doch onnozel in het kwade.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (11)
- Exodus (2)
- Leviticus (1)
- Numberi (1)
- Deuteronomium (3)
- Jozua (1)
- 1 Samuël (3)
- 2 Samuël (10)
- 1 Koningen (12)
- 2 Koningen (6)
- 1 Kronieken (3)
- 2 Kronieken (3)
- Ezra (1)
- Nehemia (2)
- Esther (2)
- Job (3)
- Psalmen (20)
- Spreuken (2)
- Jesaja (16)
- Jeremia (11)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (20)
- Daniël (12)
- Jona (2)
- Micha (1)
- Nahum (4)
- Habakuk (1)
- Zefanja (2)
- Maleachi (2)
- Mattheüs (27)
- Markus (13)
- Lukas (16)
- Johannes (20)
- Handelingen (13)
- Romeinen (22)
- 1 Corinthiërs (24)
- 2 Corinthiër (8)
- Galaten (4)
- Efeziërs (7)
- Filippenzen (3)
- Colossenzen (5)
- 1 Thessalonicenzen (4)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (4)
- 2 Timotheüs (2)
- Titus (2)
- Hebreeën (9)
- Jakobus (4)
- 1 Petrus (8)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (3)
- 2 Johannes (1)
- 3 Johannes (1)
- Judas (2)
- Openbaring (4)