'Mijn' in de Bijbel
Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid.
Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.
Een psalm van David, als hij vlood voor het aangezicht van zijn zoon Absalom. (1a) O HEERE! hoe zijn mijn tegenpartijders vermenigvuldigd; velen staan tegen mij op.
Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. Sela.
Doch Gij, HEERE! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft.
Ik riep met mijn stem tot den HEERE, en Hij verhoorde mij van den berg Zijner heiligheid. Sela.
Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God; want Gij hebt al mijn vijanden op het kinnebakken geslagen; de tanden der goddelozen hebt Gij verbroken.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. (1a) Als ik roep, verhoor mij, o God mijner gerechtigheid! In benauwdheid hebt Gij mij ruimte gemaakt; wees mij genadig, en hoor mijn gebed.
Gij, mannen, hoe lang zal mijn eer tot schande zijn? Hoe lang zult gij de ijdelheid beminnen, de leugen zoeken? Sela.
Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ter tijd, als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Nechiloth. (1a) O HEERE, neem mijn redenen ter ore; versta mijn overdenking.
Merk op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God! Want tot U zal ik bidden.
Des morgens, HEERE, zult Gij mijn stem horen; des morgens zal ik mij tot U schikken, en wacht houden.
HEERE! Leid mij in Uw gerechtigheid, om mijner verspieders wil; richt Uw weg voor mijn aangezicht.
Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt; genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt.
Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; en Gij, HEERE, hoe lange?
Keer weder, HEERE, red mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid wil.
Ik ben moede van mijn zuchten; ik doe mijn bed den gansen nacht zwemmen; ik doornat mijn bedstede met mijn tranen.
Mijn oog is doorknaagd van verdriet, is veroud, vanwege al mijn tegenpartijders.
De HEERE heeft mijn smeking gehoord; de HEERE zal mijn gebed aannemen.
[ (Psalms 6:11) Al mijn vijanden zullen zeer beschaamd en verbaasd worden; zij zullen terugkeren, zij zullen in een ogenblik beschaamd worden. ]
Davids Schiggajon, dat hij den HEERE gezongen heeft, over de woorden van Cusch, den zoon van Jemini. (1a) HEERE, mijn God, op U betrouw ik; verlos mij van al mijn vervolgers, en red mij.
Opdat hij mijn ziel niet rove als een leeuw, verscheurende, terwijl er geen verlosser is.
HEERE, mijn God, indien ik dat gedaan heb, indien er onrecht in mijn handen is;
Zo vervolge de vijand mijn ziel, en achterhale ze, en vertrede mijn leven ter aarde, en doe mijn eer in het stof wonen! Sela.
De HEERE zal den volken recht doen; richt mij, HEERE, naar mijn gerechtigheid, en naar mijn oprechtigheid, die bij mij is.
Mijn schild is bij God, Die de oprechten van hart behoudt.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Muth-Labben. (1a) Ik zal den HEERE loven met mijn ganse hart; ik zal al Uw wonderen vertellen.
Omdat mijn vijanden achterwaarts gekeerd, gevallen en vergaan zijn van Uw aangezicht.
Want Gij hebt mijn recht en mijn rechtszaak afgedaan; Gij hebt gezeten op den troon, o Rechter, der gerechtigheid.
Wees mij genadig, HEERE, zie mijn ellende aan, van mijn haters mij aangedaan, Gij, Die mij verhoogt uit de poorten des doods;
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. Ik betrouw op den HEERE; hoe zegt gijlieden tot mijn ziel: Zwerft henen naar ulieder gebergte, als een vogel?
Hoe lang zal ik raadslagen voornemen in mijn ziel, droefenis in mijn hart bij dag? Hoe lang zal mijn vijand over mij verhoogd zijn?
Aanschouw, verhoor mij, HEERE, mijn God; verlicht mijn ogen, opdat ik in de dood niet ontslape;
Opdat niet mijn vijand zegge: Ik heb hem overmocht; mijn tegenpartijders zich verheugen, wanneer ik zou wankelen.
Maar ik vertrouw op Uw goedertierenheid; mijn hart zal zich verheugen in Uw heil; ik zal den HEERE zingen, omdat Hij aan mij welgedaan heeft.
Hebben dan alle werkers der ongerechtigheid geen kennis, die mijn volk opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen den HEERE niet aan.
O mijn ziel! gij hebt tot den HEERE gezegd: Gij zijt de HEERE, mijn goedheid raakt niet tot U;
Maar tot de heiligen, die op de aarde zijn, en de heerlijken, in dewelke al mijn lust is.
De smarten dergenen, die een anderen God begiftigen, zullen vermenigvuldigd worden; ik zal hun drankofferen van bloed niet offeren, en hun namen op mijn lippen niet nemen.
De HEERE is het deel mijner erve, en mijns bekers; Gij onderhoudt mijn lot.
Ik zal den HEERE loven, Die mij raad heeft gegeven; zelfs bij nacht onderwijzen mij mijn nieren.
Ik stel den HEERE geduriglijk voor mij, omdat Hij aan mijn rechterhand is, zal ik niet wankelen.
Daarom is mijn hart verblijd, en mijn eer verheugt zich; ook zal mijn vlees zeker wonen.
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie.
Een gebed van David. HEERE! hoor de gerechtigheid, merk op mijn geschrei, neem ter ore mijn gebed, met onbedriegelijke lippen gesproken.
Laat mijn recht van voor Uw aangezicht uitgaan, laat Uw ogen de billijkheden aanschouwen.
Gij hebt mijn hart geproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij vindt niets; hetgeen ik gedacht heb, overtreedt mijn mond niet.
Houdende mijn gangen in Uw sporen, opdat mijn voetstappen niet zouden wankelen.
Ik roep U aan, omdat Gij mij verhoort; o God! neig Uw oor tot mij; hoor mijn rede.
Sta op, HEERE, kom zijn aangezicht voor, vel hem neder; bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van den goddeloze;
Voor den opperzangmeester, een psalm van David, de knecht des HEEREN, die de woorden dezes lieds tot den HEERE gesproken heeft, ten dage, als de HEERE hem gered had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul. (1a) Hij zeide dan: Ik zal U hartelijk liefhebben, HEERE, mijn Sterkte!
De HEERE is mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper; mijn God, mijn Rots, op Welken ik betrouw; mijn Schild, en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek.
Ik riep den HEERE aan, Die te prijzen is, en werd verlost van mijn vijanden.
Als mij bange was, riep ik den HEERE aan, en riep tot mijn God; Hij hoorde mijn stem uit Zijn paleis, en mijn geroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren.
Hij verloste mij van mijn sterken vijand, en van mijn haters, omdat zij machtiger waren dan ik.
De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid, Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen.
Want ik heb des HEEREN wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk afgegaan.
Maar ik was oprecht bij Hem, en ik wachtte mij voor mijn ongerechtigheid.
Zo gaf mij de HEERE weder naar mijn gerechtigheid, naar de reinigheid mijner handen, voor Zijn ogen.
Want Gij doet mijn lamp lichten; de HEERE, mijn God, doet mijn duisternis opklaren.
Want met U loop ik door een bende, en met mijn God spring ik over een muur.
Het is God, Die mij met kracht omgordt; en Hij heeft mijn weg volkomen gemaakt.
Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en Hij stelt mij op mijn hoogten.
Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is.
Gij hebt mijn voetstap ruim gemaakt onder mij, en mijn enkelen hebben niet gewankeld.
Ik vervolgde mijn vijanden, en trof hen aan; en ik keerde niet weder, totdat ik hen verdaan had.
Ik doorstak hen, dat zij niet weder konden opstaan; zij vielen onder mijn voeten.
En Gij gaaft mij den nek mijner vijanden, en mijn haters, die vernielde ik.
De HEERE leeft, en geloofd zij mijn Rotssteen, en verhoogd zij de God mijns heils!
Die mij uithelpt van mijn vijanden; ja, Gij verhoogt mij boven degenen, die tegen mij opstaan; Gij redt mij van den man des gewelds.
[ (Psalms 19:15) Laat de redenen mijns monds, en de overdenking mijns harten welbehagelijk zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn Verlosser! ]
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Aijeleth hasschachar. (1a) Mijn God, mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, van de woorden mijns brullens?
Mijn God! Ik roep des daags, maar Gij antwoordt niet; en des nachts, en ik heb geen stilte.
Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af; van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God.
Ik ben uitgestort als water, en al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het midden mijns ingewands.
Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en Gij legt mij in het stof des doods.
Want honden hebben mij omsingeld; een vergadering van boosdoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorgraven.
Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij.
Zij delen mijn klederen onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad.
Maar Gij, HEERE! wees niet verre; mijn Sterkte! haast U tot mijn hulp.
Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame van het geweld des honds.
Zo zal ik Uw Naam mijn broederen vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen.
Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente; ik zal mijn geloften betalen in tegenwoordigheid dergenen, die Hem vrezen.
Een psalm van David. De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken.
Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil.
Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende.
Een psalm van David. Aleph. Tot U, o HEERE! hef ik mijn ziel op.
Beth. Mijn God! op U vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden; laat mijn vijanden niet van vreugde opspringen over mij.
Lamed. Om Uws Naams wil, HEERE! zo vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot.
Ain. Mijn ogen zijn geduriglijk op den HEERE, want Hij zal mijn voeten uit het net uitvoeren.
Tsade. De benauwdheden mijns harten hebben zich wijd uitgestrekt; voer mij uit mijn noden.
Resch. Aanzie mijn ellende, en mijn moeite, en neem weg al mijn zonden.
Resch. Aanzie mijn vijanden, want zij vermenigvuldigen, en zij haten mij met een wreveligen haat.
Schin. Bewaar mijn ziel, en red mij; laat mij niet beschaamd worden, want ik betrouw op U.
Een psalm van David! Doe mij recht, HEERE! want ik wandel in mijn oprechtigheid; en ik vertrouw op den HEERE, ik zal niet wankelen.
Proef mij, HEERE, en verzoek mij; toets mijn nieren en mijn hart.
Want Uw goedertierenheid is voor mijn ogen, en ik wandel in Uw waarheid.
Ik was mijn handen in onschuld, en ik ga rondom uw altaar, o HEERE!
Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds;
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (221)
- Exodus (80)
- Leviticus (37)
- Numberi (40)
- Deuteronomium (36)
- Jozua (12)
- Richteren (54)
- Ruth (14)
- 1 Samuël (101)
- 2 Samuël (106)
- 1 Koningen (105)
- 2 Koningen (52)
- 1 Kronieken (39)
- 2 Kronieken (49)
- Ezra (4)
- Nehemia (22)
- Esther (6)
- Job (196)
- Psalmen (547)
- Spreuken (49)
- Prediker (21)
- Hooglied (51)
- Jesaja (187)
- Jeremia (195)
- Klaagliederen (36)
- Ezechiël (204)
- Daniël (36)
- Hosea (30)
- Joël (10)
- Amos (12)
- Jona (8)
- Micha (12)
- Habakuk (4)
- Zefanja (5)
- Zacharia (33)
- Maleachi (14)
- Mattheüs (60)
- Markus (29)
- Lukas (65)
- Johannes (100)
- Handelingen (28)
- Romeinen (29)
- 1 Corinthiërs (31)
- 2 Corinthiër (12)
- Galaten (7)
- Efeziërs (5)
- Filippenzen (21)
- Colossenzen (6)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (3)
- 2 Timotheüs (8)
- Titus (1)
- Filémon (7)
- Hebreeën (17)
- Jakobus (13)
- 1 Petrus (1)
- 2 Petrus (2)
- 1 Johannes (3)
- 3 Johannes (1)
- Openbaring (16)
Verwante onderwerpen
- Bescherming Tegen Gevaar
- Bescherming Tegen Vijanden
- Besteed Aandacht Aan God!
- Bijbel In Het Christelijk Leven
- De Ziel
- Geloof En Kracht
- God Help!
- God Helpt
- God Mijn Redding
- God, De Rots
- Gods Bescherming
- Gods Redding Bekend Gemaakt
- Gods Waarheid