'Uit' in de Bijbel
Maar toch strek nu Uw hand uit, en tast aan alles, wat hij heeft; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen?
En de HEERE zeide tot den satan: Zie, al wat hij heeft, zij in uw hand; alleen aan hem strek uw hand niet uit. En de satan ging uit van het aangezicht des HEEREN.
Als deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: Het vuur Gods viel uit den hemel, en ontstak onder de schapen en onder de jongeren, en verteerde ze; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.
En hij zeide: Naakt ben ik uit mijner moeders buik gekomen, en naakt zal ik daarhenen wederkeren. De HEERE heeft gegeven, en de HEERE heeft genomen; de Naam des HEEREN zij geloofd!
Doch strek nu Uw hand uit, en tast zijn gebeente en zijn vlees aan; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen!
Toen ging de satan uit van het aangezicht des HEEREN, en sloeg Job met boze zweren, van zijn voetzool af tot zijn schedel toe.
Als nu de drie vrienden van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naamathiet; en zij waren het eens geworden, dat zij kwamen om hem te beklagen, en om hem te vertroosten.
Waarom ben ik niet gestorven van de baarmoeder af, en heb den geest gegeven, als ik uit den buik voortkwam?
Wiens oogst de hongerige verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in.
Want uit het stof komt het verdriet niet voort, en de moeite spruit niet uit de aarde;
Is dan mijn hulp niet in mij, en is de wijsheid uit mij verdreven?
Ten tijde, als zij van hitte vervlieten, worden zij uitgedelgd; als zij warm worden, verdwijnen zij uit haar plaats.
Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen?
Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit.
Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien.
Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten.
Zo Hij lust heeft, om met hem te twisten, niet een uit duizend zal hij Hem beantwoorden.
Die de aarde beweegt uit haar plaats, dat haar pilaren schudden;
Het is Uw wetenschap, dat ik niet goddeloos ben; nochtans is er niemand, die uit Uw hand verlosse.
En waarom hebt Gij mij uit de baarmoeder voortgebracht? Och, dat ik den geest gegeven had, en geen oog mij gezien had!
Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit.
Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen.
Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet?
Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om.
Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen.
Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht.
Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze.
De wateren verlopen uit een meer, en een rivier droogt uit en verdort;
Alzo ligt de mens neder, en staat niet op; totdat de hemelen niet meer zijn, zullen zij niet opwaken, noch uit hun slaap opgewekt worden.
En voorwaar, een berg vallende vergaat, en een rots wordt versteld uit haar plaats;
Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan.
Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde.
Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan.
O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats?
Zijn vertrouwen zal uit zijn tent uitgerukt worden; zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen.
En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen;
Ik heb aangehoord een bestraffing, die mij schande aandoet; maar de geest zal uit mijn verstand voor mij antwoorden.
Hij heeft goed ingeslokt, maar zal het uitspuwen; God zal het uit zijn buik uitdrijven.
Men zal het zwaard uittrekken, het zal uit het lijf uitgaan, en glinsterende uit zijn gal voortkomen; verschrikkingen zullen over hem zijn.
Hun jonge kinderen zenden zij uit als een kudde, en hun kinderen huppelen.
Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart.
Ziet, zij zijn woudezels in de woestijn; zij gaan uit tot hun werk, makende zich vroeg op ten roof; het vlakke veld is hem tot spijs, en den jongeren.
Tussen hun muren persen zij olie uit, treden de wijnpersen, en zijn dorstig.
Uit de stad zuchten de lieden, en de ziel der verwonden schreeuwt uit; nochtans beschikt God niets ongerijmds.
Hij breidt het noorden uit over het woeste; Hij hangt de aarde aan een niet.
De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats.
Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats.
Het ijzer wordt uit stof genomen, en uit steen wordt koper gegoten.
Uit de aarde komt het brood voort, en onder zich wordt zij veranderd, alsof zij vuur ware.
In de rotsstenen houwt hij stromen uit, en zijn oog ziet al het kostelijke.
Hij bindt de rivier toe, dat niet een traan uitkomt, en het verborgene brengt hij uit in het licht.
En ik verbrak de baktanden des verkeerden, en wierp den roof uit zijn tanden.
Zij werden uit het midden uitgedreven; (men jouwde over hen, als over een dief),
Zij waren kinderen der dwazen, en kinderen van geen naam; zij waren geslagen uit den lande.
Ter rechterhand staat de jeugd op, stoten mijn voeten uit, en banen tegen mij hun verderfelijke wegen.
Daarom stort zich nu mijn ziel in mij uit; de dagen des druks grijpen mij aan.
Want wat is het deel Gods van boven, of de erve des Almachtigen uit de hoogten?
Zo mijn gang uit den weg geweken is, en mijn hart mijn ogen nagevolgd is, en aan mijn handen iets aankleeft;
Als ik nu acht op u gegeven heb, ziet, er is niemand, die Job overreedde, die uit ulieden zijn redenen beantwoordde;
Zie, ik ben Godes, gelijk gij; uit het leem ben ik ook afgesneden.
Dat zijn vlees verdwijnt uit het gezicht, en zijn beenderen, die niet gezien werden, uitsteken;
Is er dan bij Hem een Gezant, een Uitlegger, een uit duizend, om den mens zijn rechten plicht te verkondigen;
Indien gij rechtvaardig zijt, wat geeft gij Hem, of wat ontvangt Hij uit uw hand?
Wacht u, wend u niet tot ongerechtigheid; overmits gij ze in dezen verkoren heb, uit oorzake van de ellende.
Zie, Hij breidt over hem Zijn licht uit, en de wortelen der zee bedekt Hij.
Ook beeft hierover mijn hart, en springt op uit zijn plaats.
Hoort met aandacht de beweging Zijner stem, en het geluid, dat uit Zijn mond uitgaat!
Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude.
Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden?
Of wie heeft de zee met deuren toegesloten, toen zij uitbrak, en uit de baarmoeder voortkwam?
Opdat hij de einden der aarde vatten zou; en de goddelozen uit haar uitgeschud zouden worden?
Wie deelt voor den stortregen een waterloop uit, en een weg voor het weerlicht der donderen?
Uit wiens buik komt het ijs voort, en wie baart den rijm des hemels?
Haar jongen worden kloek, worden groot door het koren; zij gaan uit, en keren niet weder tot dezelve.
Het graaft in den grond, en het is vrolijk in zijn kracht; en trekt uit, den geharnaste tegemoet.
Vliegt de sperwer door uw verstand, en breidt hij zijn vleugelen uit naar het zuiden?
Strooi de verbolgenheden uws toorns uit, en zie allen hoogmoedige, en verneder hem!
Uit zijn neusgaten komt rook voort, als uit een ziedende pot en ruimen ketel.
Zijn adem zou kolen doen vlammen, en een vlam komt uit zijn mond voort.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (123)
- Exodus (154)
- Leviticus (71)
- Numberi (110)
- Deuteronomium (112)
- Jozua (67)
- Richteren (98)
- Ruth (10)
- 1 Samuël (72)
- 2 Samuël (73)
- 1 Koningen (81)
- 2 Koningen (73)
- 1 Kronieken (78)
- 2 Kronieken (117)
- Ezra (25)
- Nehemia (28)
- Esther (13)
- Job (83)
- Psalmen (153)
- Spreuken (21)
- Prediker (12)
- Hooglied (9)
- Jesaja (93)
- Jeremia (139)
- Klaagliederen (6)
- Ezechiël (128)
- Daniël (30)
- Hosea (12)
- Joël (7)
- Amos (22)
- Obadja (3)
- Jona (7)
- Micha (18)
- Nahum (1)
- Habakuk (5)
- Zefanja (7)
- Zacharia (24)
- Maleachi (2)
- Mattheüs (76)
- Markus (67)
- Lukas (87)
- Johannes (108)
- Handelingen (95)
- Romeinen (45)
- 1 Corinthiërs (14)
- 2 Corinthiër (16)
- Galaten (26)
- Efeziërs (8)
- Filippenzen (5)
- Colossenzen (10)
- 1 Thessalonicenzen (4)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (2)
- 2 Timotheüs (5)
- Titus (3)
- Hebreeën (18)
- Jakobus (9)
- 1 Petrus (10)
- 2 Petrus (2)
- 1 Johannes (22)
- 3 Johannes (2)
- Judas (2)
- Openbaring (88)