'Uit' in de Bijbel
Uit de mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige te doen ophouden.
Wees mij genadig, HEERE, zie mijn ellende aan, van mijn haters mij aangedaan, Gij, Die mij verhoogt uit de poorten des doods;
De HEERE is Koning eeuwiglijk en altoos; de heidenen zijn vergaan uit Zijn land.
De HEERE heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht.
Och, dat Israels verlossing uit Sion kwam! Als de HEERE de gevangenen Zijns volks zal doen wederkeren, dan zal zich Jakob verheugen, Israel zal verblijd zijn.
Voor den opperzangmeester, een psalm van David, de knecht des HEEREN, die de woorden dezes lieds tot den HEERE gesproken heeft, ten dage, als de HEERE hem gered had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul. (1a) Hij zeide dan: Ik zal U hartelijk liefhebben, HEERE, mijn Sterkte!
Als mij bange was, riep ik den HEERE aan, en riep tot mijn God; Hij hoorde mijn stem uit Zijn paleis, en mijn geroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren.
Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden daarvan aangestoken.
En Hij zond Zijn pijlen uit, en verstrooide ze; en Hij vermenigvuldigde de bliksemen, en verschrikte ze.
Hij zond van de hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren.
En Hij voerde mij uit in de ruimte, Hij rukte mij uit, want Hij had lust aan mij.
Vreemden zijn vervallen, en hebben gesidderd uit hun sloten.
De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap.
Hun richtsnoer gaat uit over de ganse aarde, en hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft in dezelve een tent gesteld voor de zon.
En die is als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held, om het pad te lopen.
Hij zende uw hulp uit het heiligdom, en ondersteune u uit Sion.
Alsnu weet ik, dat de HEERE Zijn Gezalfde behoudt; Hij zal Hem verhoren uit den hemel Zijner heiligheid; het heil Zijner rechterhand zal zijn met mogendheden.
Allen, die mij zien, bespotten mij; zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd, zeggende:
Gij zijt het immers, Die mij uit den buik hebt uitgetogen; Die mij hebt doen vertrouwen, zijnde aan mijner moeders borsten.
Verlos mij uit des leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoornen.
Ain. Mijn ogen zijn geduriglijk op den HEERE, want Hij zal mijn voeten uit het net uitvoeren.
Tsade. De benauwdheden mijns harten hebben zich wijd uitgestrekt; voer mij uit mijn noden.
HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (1a) Op U, o HEERE! betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid; help mij uit door Uw gerechtigheid.
Doe mij uitgaan uit het net, dat zij voor mij verborgen hebben, want Gij zijt mijn Sterkte.
Ik ben uit het hart vergeten als een dode; ik ben geworden als een bedorven vat.
De HEERE schouwt uit den hemel, en ziet alle mensenkinderen.
Hij ziet uit van Zijn vaste woonplaats op alle inwoners der aarde.
Daleth. Ik heb den HEERE gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn vrezen gered.
Zain. Deze ellendige riep, en de HEERE hoorde; en Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden.
Cheth. De Engel des HEEREN legert Zich rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt hen uit.
Pe. Het aangezicht des HEEREN is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien.
Tsade. Zij roepen, en de HEERE hoort, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden.
Resch. Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen; maar uit alle die redt hem de HEERE.
Zij worden dronken van de vettigheid Uws huizes; en Gij drenkt hen uit de beek Uwer wellusten.
Strek Uw goedertierenheid uit over degenen, die U kennen, en Uw gerechtigheid over de oprechten van hart.
En Hij heeft mij uit een ruisenden kuil, uit modderig slijk opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld, Hij heeft mijn gangen vastgemaakt.
Uw gerechtigheid bedek ik niet in het midden mijns harten; Uw waarheid en Uw heil spreek ik uit; Uw weldadigheid en Uw trouw verheel ik niet in de grote gemeente.
En zo iemand van hen komt, om mij te zien, hij spreekt valsheid; zijn hart vergadert zich onrecht; gaat hij uit naar buiten, hij spreekt er van.
Ik gedenk daaraan, en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte.
O mijn God! mijn ziel buigt zich neder in mij, daarom gedenk ik Uwer uit het land van de Jordaan, en Hermon, uit het klein gebergte.
Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden geplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten.
Een onderwijzing, een lied der liefde, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach, op Schoschannim. (1a) Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers.
Al Uw klederen zijn mirre, en aloe, en kassie; uit de elpenbenen paleizen, van waar zij U verblijden.
Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning.
Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende.
Ik zal uit uw huis geen var nemen, noch bokken uit uw kooien;
Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (1a) Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathseba was ingegaan. (1b) Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden.
Verberg Uw aangezicht van mijn zonden, en delg uit al mijn ongerechtigheden.
God zal u ook afbreken in eeuwigheid; Hij zal u wegrapen en u uit de tent uitrukken; ja, Hij zal u uitwortelen uit het land der levenden. Sela.
[ (Psalms 53:7) Och, dat Israels verlossingen uit Sion kwamen! Als God de gevangenen Zijns volks zal doen wederkeren, dan zal zich Jakob verheugen, Israel zal verblijd zijn. ]
Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden; roei hen uit door Uw waarheid.
[ (Psalms 54:9) Want Hij heeft mij gered uit alle benauwdheid; en mijn oog heeft gezien op mijn vijanden. ]
Zie, zij storten overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want wie hoort het?
[ (Psalms 60:13) Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid, want 's mensen heil is ijdelheid. ]
Vertrouw op Hem te aller tijd, o gij volk! Stort ulieder hart uit voor Zijn aangezicht; God is ons een Toevlucht. Sela.
De koningen der heirscharen vloden weg, zij vloden weg; en zij, die te huis bleef, deelde den roof uit.
Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God!
De Heere heeft gezegd: Ik zal wederbrengen uit Basan; Ik zal wederbrengen uit de diepten der zee;
Looft God in de gemeenten, den Heere, gij, die zijt uit den springader van Israel!
Prinselijke gezanten zullen komen uit Egypte; Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken.
[ (Psalms 68:36) O God! Gij zijt vreselijk uit Uw heiligdommen; de God Israels, Die geeft den volke sterkte en krachten. Geloofd zij God! ]
Ruk mij uit het slijk, en laat mij niet verzinken; laat mij gered worden van mijn haters, en uit de diepten der wateren.
Stort over hen Uw gramschap uit; en de hittigheid Uws toorns grijpe hen aan.
Laat hen uitgedelgd worden uit het boek des levens, en met de rechtvaardigen niet aangeschreven worden.
Gij, Die mij veel benauwdheden en kwaden hebt doen zien, zult mij weder levend maken, en zult mij weder ophalen uit de afgronden der aarde.
Hun ogen puilen uit van vet; zij gaan de inbeeldingen des harten te boven.
Zij mergelen de lieden uit, en spreken boselijk van verdrukking; zij spreken uit de hoogte.
Want ziet, die verre van U zijn, zullen vergaan; Gij roeit uit, al wie van U afhoereert.
Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek haar uit het midden van Uw boezem; maak een einde.
Want het verhogen komt niet uit het oosten, noch uit het westen, noch uit de woestijn;
Gij deedt een oordeel horen uit den hemel; de aarde vreesde en werd stil,
De dikke wolken goten water uit; de bovenste wolken gaven geluid; ook gingen Uw pijlen daarhenen.
Hij kliefde de rotsstenen in de woestijn, en drenkte hen overvloedig, als uit afgronden.
Want Hij bracht stromen voort uit de steenrots, en deed de wateren afdalen als rivieren.
Stort Uw grimmigheid uit over de heidenen, die U niet kennen, en over de koninkrijken, die Uw Naam niet aanroepen.
Gij spijst hen met tranenbrood, en drenkt hen met tranen uit een drieling.
Gij hebt een wijnstok uit Egypte overgebracht, hebt de heidenen verdreven, en hebt denzelven geplant;
Hij schoot zijn ranken uit tot aan de zee, en zijn scheuten tot aan de rivier.
Het zwijn uit het woud heeft hem uitgewroet, en het wild des velds heeft hem afgeweid.
O God der heirscharen! keer toch weder; aanschouw uit den hemel, en zie, en bezoek dezen wijnstok,
In de benauwdheid riept gij, en Ik hielp u uit; Ik antwoordde u uit de schuilplaats des donders; Ik beproefde u aan de wateren van Meriba. Sela.
Ik ben de Heere, uw God, Die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen.
[ (Psalms 81:17) En Hij zou het gespijsd hebben met het vette der tarwe; ja, Ik zou u verzadigd hebben met honig uit de rotsstenen. ]
Verlost den arme en den behoeftige, rukt hem uit der goddelozen hand.
Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen, naar de voorhoven des HEEREN; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God.
De waarheid zal uit de aarde spruiten, en gerechtigheid zal van den hemel nederzien.
Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs uitgerukt.
Mijn oog treurt vanwege verdrukking; HEERE! ik roep tot U den gansen dag; ik strek mijn handen uit tot U.
Toen hebt Gij in een gezicht gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd.
Ik zal Mijn verbond niet ontheiligen, en hetgeen uit Mijn lippen gegaan is, zal Ik niet veranderen.
Welgelukzalig is de man, o HEERE! dien Gij tuchtigt, en dien Gij leert uit Uw wet,
Gij liefhebbers des HEEREN! haat het kwade; Hij bewaart de zielen Zijner gunstgenoten; Hij redt hen uit der goddelozen hand.
Juicht den HEERE, gij ganse aarde! roept uit van vreugde, en zingt vrolijk, en psalmzingt.
Allen morgen zal ik alle goddelozen des lands verdelgen, om uit de stad des HEEREN alle werkers der ongerechtigheid uit te roeien.
Omdat Hij uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien; dat de HEERE uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben;
Hij bedekt Zich met het licht, als met een kleed; Hij rekt den hemel uit als een gordijn.
Zoekresultaten vervolgd...
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (123)
- Exodus (154)
- Leviticus (71)
- Numberi (110)
- Deuteronomium (112)
- Jozua (67)
- Richteren (98)
- Ruth (10)
- 1 Samuël (72)
- 2 Samuël (73)
- 1 Koningen (81)
- 2 Koningen (73)
- 1 Kronieken (78)
- 2 Kronieken (117)
- Ezra (25)
- Nehemia (28)
- Esther (13)
- Job (83)
- Psalmen (153)
- Spreuken (21)
- Prediker (12)
- Hooglied (9)
- Jesaja (93)
- Jeremia (139)
- Klaagliederen (6)
- Ezechiël (128)
- Daniël (30)
- Hosea (12)
- Joël (7)
- Amos (22)
- Obadja (3)
- Jona (7)
- Micha (18)
- Nahum (1)
- Habakuk (5)
- Zefanja (7)
- Zacharia (24)
- Maleachi (2)
- Mattheüs (76)
- Markus (67)
- Lukas (87)
- Johannes (108)
- Handelingen (95)
- Romeinen (45)
- 1 Corinthiërs (14)
- 2 Corinthiër (16)
- Galaten (26)
- Efeziërs (8)
- Filippenzen (5)
- Colossenzen (10)
- 1 Thessalonicenzen (4)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (2)
- 2 Timotheüs (5)
- Titus (3)
- Hebreeën (18)
- Jakobus (9)
- 1 Petrus (10)
- 2 Petrus (2)
- 1 Johannes (22)
- 3 Johannes (2)
- Judas (2)
- Openbaring (88)