'Geen' in de Bijbel
Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont.
Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft.
Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen.
Want zij slapen niet, zo zij geen kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen, zo zij niet iemand hebben doen struikelen.
Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u.
Laat uw ogen geen slaap toe, noch uw oogleden sluimering.
Dewelke, geen overste, ambtman noch heerser hebbende,
Daarom zal zijn verderf haastelijk komen; hij zal schielijk verbroken worden, dat er geen genezen aan zij.
Men doet een dief geen verachting aan, als hij steelt om zijn ziel te vullen, dewijl hij honger heeft;
Hij zal geen verzoening aannemen; en hij zal niet bewilligen, ofschoon gij het geschenk vergroot.
Ik was geboren, als de afgronden nog niet waren, als nog geen fonteinen waren, zwaar van water;
Schatten der goddeloosheid doen geen nut; maar de gerechtigheid redt van den dood.
De zegen des HEEREN, die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart bij.
Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid; maar de gerechtigheid redt van den dood.
Als er geen wijze raadslagen zijn, vervalt het volk; maar de behoudenis is in de veelheid der raadslieden.
Den rechtvaardigen zal geen leed wedervaren; maar de goddelozen zullen met kwaad vervuld worden.
Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel.
Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken.
De gedachten worden vernietigd, als er geen raad is; maar door veelheid der raadslieden zal elkeen bestaan.
Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld zijn, om wijsheid te kopen, dewijl hij geen verstand heeft?
De zot heeft geen lust aan verstandigheid, maar daarin, dat zijn hart zich ontdekt.
De ziel des goddelozen begeert het kwaad; zijn naaste krijgt geen genade in zijn ogen.
Er is geen wijsheid, en er is geen verstand, en er is geen raad tegen den HEERE.
Want de kwade zal geen beloning hebben, de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.
Aan de hoogte des hemels, en aan de diepte der aarde, en aan het hart der koningen is geen doorgronding.
Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is.
Als er geen hout is, gaat het vuur uit; en als er geen oorblazer is, wordt het gekijf gestild.
De goddelozen vlieden, waar geen vervolger is; maar elk rechtvaardige is moedig, als een jonge leeuw.
Een arm man, die de geringen verdrukt, is een wegvagende regen, zodat er geen brood zij.
Wie zijn vader of zijn moeder berooft, en zegt: Het is geen overtreding; die is des verdervenden mans gezel.
Die den armen geeft, zal geen gebrek hebben; maar die zijn ogen verbergt, zal veel vervloekt worden.
Een man, die, dikwijls bestraft zijnde, den nek verhardt, zal schielijk verbroken worden, zodat er geen genezen aan zij.
Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven hebbende, hetzij dat hij beroerd is of lacht, zo is er toch geen rust.
Als er geen profetie is, wordt het volk ontbloot; maar welgelukzalig is hij, die de wet bewaart.
Voorwaar, ik ben onvernuftiger dan iemand; en ik heb geen mensenverstand;
En ik heb geen wijsheid geleerd, noch de wetenschap der heiligen gekend.
Alzo is de weg ener overspelige vrouw; zij eet en wist haar mond, en zegt: Ik heb geen ongerechtigheid gewrocht!
De sprinkhanen hebben geen koning; nochtans gaan zij allen uit, zich verdelende in hopen.
Beth. Het hart haars heren vertrouwt op haar, zodat hem geen goed zal ontbreken.
Gimel. Zij doet hem goed en geen kwaad, al de dagen haars levens.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (34)
- Exodus (49)
- Leviticus (56)
- Numberi (47)
- Deuteronomium (76)
- Jozua (27)
- Richteren (24)
- Ruth (3)
- 1 Samuël (47)
- 2 Samuël (18)
- 1 Koningen (36)
- 2 Koningen (29)
- 1 Kronieken (18)
- 2 Kronieken (33)
- Ezra (6)
- Nehemia (11)
- Esther (2)
- Job (47)
- Psalmen (72)
- Spreuken (40)
- Prediker (20)
- Hooglied (5)
- Jesaja (99)
- Jeremia (107)
- Klaagliederen (16)
- Ezechiël (42)
- Daniël (25)
- Hosea (14)
- Joël (2)
- Amos (7)
- Obadja (2)
- Jona (2)
- Micha (9)
- Nahum (4)
- Habakuk (3)
- Zefanja (8)
- Haggaï (38)
- Zacharia (9)
- Maleachi (4)
- Mattheüs (31)
- Markus (25)
- Lukas (38)
- Johannes (37)
- Handelingen (33)
- Romeinen (23)
- 1 Corinthiërs (35)
- 2 Corinthiër (10)
- Galaten (8)
- Efeziërs (7)
- Filippenzen (6)
- Colossenzen (1)
- 1 Thessalonicenzen (3)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (9)
- 2 Timotheüs (1)
- Titus (4)
- Hebreeën (19)
- Jakobus (9)
- 1 Petrus (3)
- 2 Petrus (3)
- 1 Johannes (9)
- 3 Johannes (1)
- Judas (1)
- Openbaring (17)