'Om' in de Bijbel
- 1.Genesis 1:14-Genesis 37:10
- 2.Genesis 37:12-Exodus 29:33
- 3.Exodus 29:36-Numberi 3:7
- 4.Numberi 3:8-Deuteronomium 5:31
- 5.Deuteronomium 6:1-Deuteronomium 30:12
- 6.Deuteronomium 30:13-Richteren 18:9
- 7.Richteren 18:14-1 Samuël 25:16
- 8.1 Samuël 25:29-2 Samuël 24:16
- 9.2 Samuël 24:21-1 Koningen 22:24
- 10.1 Koningen 22:25-1 Kronieken 13:5
- 11.1 Kronieken 13:9-2 Kronieken 20:23
- 12.2 Kronieken 20:25-Ezra 9:11
- 13.Ezra 9:13-Job 15:23
- 14.Job 15:27-Psalmen 105:22
- 15.Psalmen 105:25-Prediker 3:2
- 16.Prediker 3:3-Jesaja 38:20
- 17.Jesaja 40:16-Jeremia 17:3
- 18.Jeremia 17:4-Jeremia 51:31
- 19.Jeremia 51:40-Ezechiël 39:23
- 20.Ezechiël 40:39-Amos 8:6
- 21.Amos 8:11-Mattheüs 18:25
- 22.Mattheüs 19:3-Lukas 4:18
- 23.Lukas 4:19-Johannes 12:30
- 24.Johannes 12:42-Romeinen 8:10
- 25.Romeinen 8:12-Colossenzen 4:3
- 26.1 Thessalonicenzen 1:5-Openbaring 11:6
- 27.Openbaring 11:18-Openbaring 22:17
Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden.
Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten.
Doch Hij verloste hen om Zijns Naams wil, opdat Hij Zijn mogendheid bekend maakte.
Dies Hij zeide, dat Hij hen verdelgen zou, ten ware Mozes, Zijn uitverkorene, in de scheure voor Zijn aangezicht gestaan had, om Zijn grimmigheid af te keren, dat Hij hen niet verdierf.
Zij maakten Hem ook zeer toornig aan het twistwater, en het ging Mozes kwalijk om hunnentwil.
En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning.
De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd;
Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen.
Omdat hij niet gedacht heeft weldadigheid te doen, maar heeft den ellendigen en den nooddruftigen man vervolgd, en den verslagene van hart, om hem te doden.
Maar Gij, o HEERE Heere! maak het met mij om Uws Naams wil; dewijl Uw goedertierenheid goed is, verlos mij.
Want Hij zal den nooddruftige ter rechterhand staan, om hem te verlossen van degenen, die zijn ziel veroordelen.
Om te doen zitten bij de prinsen, bij de prinsen Zijns volks.
Niet ons, o HEERE! niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil.
Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren!
Te middernacht sta ik op, om U te loven voor de rechten Uwer gerechtigheid.
Laat toch Uw goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uw toezegging aan Uw knecht.
De goddelozen hebben op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen.
Ik heb mijn hart geneigd, om Uw inzettingen eeuwiglijk te doen, ten einde toe.
Mijn ogen komen de nacht waken voor, om Uw rede te betrachten.
Waarheen de stammen opgaan, de stammen des HEEREN, tot de getuigenis Israels, om den Naam des HEEREN te danken.
Bidt om den vrede van Jeruzalem; wel moeten zij varen, die u beminnen.
Om mijner broederen en mijner vrienden wil, zal ik nu spreken, vrede zij in u!
Om des huizes des HEEREN, onzes Gods wil, zal ik het goede voor u zoeken.
Weer het aangezicht Uws Gezalfden niet af, om Davids, Uws knechts wil.
Ik zal mij nederbuigen naar het paleis Uwer heiligheid, en ik zal Uw Naam loven, om Uw goedertierenheid en om Uw waarheid; want Gij hebt vanwege Uw gansen Naam Uw woord groot gemaakt.
Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij.
Die veel kwaads in het hart denken, allen dag samenkomen om te oorlogen.
Neig mijn hart niet tot een kwade zaak, om enigen handel in goddeloosheid te handelen, met mannen, die ongerechtigheid werken; en dat ik niet ete van hun lekkernijen.
[ (Psalms 142:8) Voer mijn ziel uit de gevangenis, om Uw Naam te loven; de rechtvaardigen zullen mij omringen, wanneer Gij wel bij mij zult gedaan hebben. ]
O HEERE! maak mij levend, om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid, om Uw gerechtigheid.
En roei mijn vijanden uit, om Uw goedertierenheid, en breng hen om, allen, die mijn ziel beangstigen; want ik ben Uw knecht.
Lamed. Om de mensenkinderen bekend te maken Zijn mogendheden, en de eer der heerlijkheid Zijns Koninkrijks.
De HEERE bewaart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddelozen weg keert Hij om.
Dat Zijn gunstgenoten van vreugde opspringen, om die eer; dat zij juichen op hun legers.
Om wraak te doen over de heidenen, en bestraffingen over de volken;
Om hun koningen te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien;
Om het beschreven recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Hallelujah!
Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan redenen des verstands;
Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid, en recht, en billijkheden;
Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid.
Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen.
Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten.
Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid neigt;
Om u te redden van den kwaden weg, van den man, die verkeerdheden spreekt;
Van degenen, die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis;
Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit;
Hoort, gij kinderen! de tucht des vaders, en merkt op, om verstand te weten.
Een Belialsmens, een ondeugdzaam man gaat met verkeerdheid des monds om;
Een hart, dat ondeugdzame gedachten smeedt; voeten, die zich haasten, om tot kwaad te lopen;
Om u te bewaren voor de kwade vrouw, voor het gevlei der vreemde tong.
Men doet een dief geen verachting aan, als hij steelt om zijn ziel te vullen, dewijl hij honger heeft;
Daarom ben ik uitgegaan u tegemoet, om uw aangezicht naarstiglijk te zoeken, en ik heb u gevonden.
Om te roepen degenen, die op den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende:
De woorden der goddelozen zijn om op bloed te loeren; maar de mond der oprechten zal ze redden.
Des wijzen leer is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.
De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.
Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich, om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten.
De HEERE heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil; ja, ook den goddeloze tot den dag des kwaads.
Hij sluit zijn ogen, om verkeerdheden te bedenken; zijn lippen bijtende, volbrengt hij het kwaad.
Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld zijn, om wijsheid te kopen, dewijl hij geen verstand heeft?
De goddeloze zal het geschenk uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen.
Het is niet goed, den rechtvaardige ook te doen boeten, dat de prinsen iemand slaan zouden om hetgeen recht is.
Het is niet goed, het aangezicht des goddelozen aan te nemen, om den rechtvaardige in het gericht te buigen.
Die verstand bekomt, heeft zijn ziel lief; hij neemt de verstandigheid waar, om het goede te vinden.
Tuchtig uw zoon, als er nog hoop is; maar verhef uw ziel niet, om hem te doden.
Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn.
Te arbeiden om schatten met een valse tong, is een voortgedrevene ijdelheid dergenen, die den dood zoeken.
Die den arme verdrukt, om het zijne te vermeerderen, en den rijke geeft, komt zekerlijk tot gebrek.
Om u bekend te maken de zekerheid van de redenen der waarheid; opdat gij de redenen der waarheid antwoorden moogt dengenen, die u zenden.
Vergezelschap u niet met een grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man;
Zo gij niet hadt om te betalen, waarom zou men uw bed van onder u wegnemen?
Als gij aangezeten zult zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk letten op dengene, die voor uw aangezicht is.
Vermoei u niet om rijk te worden; sta af van uw vernuft.
Bij degenen, die bij den wijn vertoeven; bij degenen, die komen om gemengde drank na te zoeken.
Zijt niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten, om bij hen te zijn.
Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen.
Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben.
Een deur keert om op haar herre, alzo de luiaard op zijn bed.
De luiaard verbergt zijn hand in den boezem, hij is te moede, om die weder tot zijn mond te brengen.
De dove kool is om de vurige kool, en het hout om het vuur; alzo is een kijfachtig man, om twist te ontsteken.
Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden.
Om de overtreding des lands zijn deszelfs vorsten vele; maar om verstandige en wetende mensen zal insgelijks verlenging wezen.
Een mens, gedrukt om het bloed ener ziel, zal naar den kuil toevlieden; men ondersteune hem niet!
Een gans getrouw man zal veelvoudig zijn in zegeningen; maar die haastig is, om rijk te worden, zal niet onschuldig wezen.
De aangezichten te kennen, is niet goed; want een man zal om een stuk broods overtreden.
Een geslacht, welks tanden zwaarden, en welks baktanden messen zijn, om de ellendigen van de aarde en de nooddruftigen van onder de mensen te verteren.
Om drie dingen ontroert zich de aarde, ja, om vier, die zij niet dragen kan:
Om een knecht, als hij regeert; en een dwaas, als hij van brood verzadigd is;
Om een hatelijke vrouw, als zij getrouwd wordt; en een dienstmaagd, als zij erfgenaam is van haar vrouw.
Geeft aan de vrouwen uw vermogen niet, noch uw wegen, om koningen te verdelgen.
Zain. Zij denkt om een akker, en krijgt hem; van de vrucht harer handen plant zij een wijngaard.
Zij gaat naar het zuiden, en zij gaat om naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn omgangen.
En ik begaf mijn hart om met wijsheid te onderzoeken, en na te speuren al wat er geschiedt onder den hemel. Deze moeilijke bezigheid heeft God den kinderen der mensen gegeven, om zich daarin te bekommeren.
En ik begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap te weten, onzinnigheden en dwaasheid; ik ben gewaar geworden, dat ook dit een kwelling des geestes is.
Ik heb in mijn hart nagespeurd, om mijn vlees op te houden in den wijn, (nochtans leidende mijn hart in wijsheid) en om de dwaasheid vast te houden, totdat ik zou zien wat den kinderen der mensen het best ware, dat zij doen zouden onder den hemel, gedurende het getal der dagen huns levens.
Ik maakte mij vijvers van wateren, om daarmede te bewateren het woud, dat met bomen groende.
Daarna wendde ik mij, om te zien wijsheid, ook onzinnigheden en dwaasheid; want hoe zou een mens, die den koning nakomen zal, doen hetgeen alrede gedaan is?
Daarom keerde ik mij om, om mijn hart te doen wanhopen over al den arbeid, dien ik bearbeid heb onder de zon.
Want Hij geeft wijsheid, en wetenschap, en vreugde den mens, die goed is voor Zijn aangezicht; maar den zondaar geeft Hij bezigheid om te verzamelen en te vergaderen, opdat Hij het geve dien, die goed is voor Gods aangezicht. Dit is ook ijdelheid en kwelling des geestes.
Er is een tijd om geboren te worden, en een tijd om te sterven; een tijd om te planten, en een tijd om het geplante uit te roeien;
Zoekresultaten vervolgd...
- 1.Genesis 1:14-Genesis 37:10
- 2.Genesis 37:12-Exodus 29:33
- 3.Exodus 29:36-Numberi 3:7
- 4.Numberi 3:8-Deuteronomium 5:31
- 5.Deuteronomium 6:1-Deuteronomium 30:12
- 6.Deuteronomium 30:13-Richteren 18:9
- 7.Richteren 18:14-1 Samuël 25:16
- 8.1 Samuël 25:29-2 Samuël 24:16
- 9.2 Samuël 24:21-1 Koningen 22:24
- 10.1 Koningen 22:25-1 Kronieken 13:5
- 11.1 Kronieken 13:9-2 Kronieken 20:23
- 12.2 Kronieken 20:25-Ezra 9:11
- 13.Ezra 9:13-Job 15:23
- 14.Job 15:27-Psalmen 105:22
- 15.Psalmen 105:25-Prediker 3:2
- 16.Prediker 3:3-Jesaja 38:20
- 17.Jesaja 40:16-Jeremia 17:3
- 18.Jeremia 17:4-Jeremia 51:31
- 19.Jeremia 51:40-Ezechiël 39:23
- 20.Ezechiël 40:39-Amos 8:6
- 21.Amos 8:11-Mattheüs 18:25
- 22.Mattheüs 19:3-Lukas 4:18
- 23.Lukas 4:19-Johannes 12:30
- 24.Johannes 12:42-Romeinen 8:10
- 25.Romeinen 8:12-Colossenzen 4:3
- 26.1 Thessalonicenzen 1:5-Openbaring 11:6
- 27.Openbaring 11:18-Openbaring 22:17