'Uw' in de Bijbel
Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals.
Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben.
Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.
Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt.
Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt;
Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid neigt;
Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid;
Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn;
Mijn zoon! vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware mijn geboden.
Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bind ze aan uw hals, schrijf zij op de tafel uws harten.
Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet.
Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken.
Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade.
Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen.
Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten;
Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen.
Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid.
Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals.
Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten.
Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen.
Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden.
Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is.
Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont.
Hij nu leerde mij, en zeide tot mij: Uw hart houde mijn woorden vast, onderhoud mijn geboden, en leef.
De wijsheid is het voornaamste; verkrijg dan wijsheid, en verkrijg verstand met al uw bezitting.
Zij zal uw hoofd een aangenaam toevoegsel geven, een sierlijke kroon zal zij u leveren.
In uw gaan zal uw tred niet benauwd worden, en indien gij loopt, zult gij niet struikelen.
Grijp de tucht aan, laat niet af; bewaar ze, want zij is uw leven.
Laat ze niet wijken van uw ogen, behoud ze in het midden uws harten.
Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens.
Laat uw ogen rechtuit zien, en uw oogleden zich recht voor u heen houden.
Weeg den gang uws voets, en laat al uw wegen wel gevestigd zijn.
Wijk niet ter rechter hand of ter linkerhand, wend uw voet af van het kwade.
Mijn zoon! merk op mijn wijsheid, neig uw oor tot mijn verstand;
Opdat gij alle bedachtzaamheid behoudt, en uw lippen wetenschap bewaren.
Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis;
Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede;
Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden;
En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is;
Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput;
Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten;
Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd;
Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt;
Doe nu dit, mijn zoon! en red u, dewijl gij in de hand uws naasten gekomen zijt; ga, onderwerp uzelven, en sterk uw naaste.
Laat uw ogen geen slaap toe, noch uw oogleden sluimering.
Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan?
Zo zal uw armoede u overkomen als een wandelaar, en uw gebrek als een gewapend man.
Bind ze steeds aan uw hart, hecht ze aan uw hals.
Begeer haar schoonheid niet in uw hart, en laat ze u niet vangen met haar oogleden.
Bind ze aan uw vingeren, schrijf ze op de tafels uws harten.
Zeg tot de wijsheid: Gij zijt mijn zuster; en heet het verstand uw bloedvriend;
Daarom ben ik uitgegaan u tegemoet, om uw aangezicht naarstiglijk te zoeken, en ik heb u gevonden.
Laat uw hart tot haar wegen niet wijken, dwaalt niet op haar paden.
Want door Mij zullen uw dagen vermenigvuldigen, en de jaren des levens zullen u toegedaan worden.
Wentel uw werken op den HEERE, en uw gedachten zullen bevestigd worden.
Tuchtig uw zoon, als er nog hoop is; maar verhef uw ziel niet, om hem te doden.
Hoor raad, en ontvang tucht, opdat gij in uw laatste wijs zijt.
Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood.
Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap;
Want het is liefelijk, als gij die in uw binnenste bewaart; zij zullen samen op uw lippen gepast worden.
Opdat uw vertrouwen op den HEERE zij, maak ik u die heden bekend; gij ook maak ze bekend.
Opdat gij zijn paden niet leert, en een strik over uw ziel haalt.
Zo gij niet hadt om te betalen, waarom zou men uw bed van onder u wegnemen?
Zet de oude palen niet terug, die uw vaderen gemaakt hebben.
Als gij aangezeten zult zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk letten op dengene, die voor uw aangezicht is.
En zet een mes aan uw keel, indien gij een gulzig mens zijt;
Vermoei u niet om rijk te worden; sta af van uw vernuft.
Zult gij uw ogen laten vliegen op hetgeen niets is? Want het zal zich gewisselijk vleugelen maken gelijk een arend, die naar den hemel vliegt.
Uw bete, die gij gegeten hebt, zoudt gij uitspuwen; en gij zoudt uw liefelijke woorden verderven.
Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren tot de redenen der wetenschap.
Mijn zoon! zo uw hart wijs is, mijn hart zal blijde zijn, ja, ik.
En mijn nieren zullen van vreugde opspringen, als uw lippen billijkheden spreken zullen.
Uw hart zij niet nijdig over de zondaren; maar zijt ten allen dage in de vreze des HEEREN.
Want zekerlijk, er is een beloning; en uw verwachting zal niet afgesneden worden.
Hoor gij, mijn zoon! en word wijs, en richt uw hart op den weg.
Hoor naar uw vader, die u gewonnen heeft; en veracht uw moeder niet, als zij oud geworden is.
Laat uw vader zich verblijden, ook uw moeder; en laat haar zich verheugen, die u gebaard heeft.
Mijn zoon! geef mij uw hart, en laat uw ogen mijn wegen bewaren.
Uw ogen zullen naar vreemde vrouwen zien, en uw hart zal verkeerdheden spreken.
Vertoont gij u slap ten dage uwer benauwdheid, uw kracht is nauw.
Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte.
Zodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal er beloning wezen, en uw verwachting zal niet afgesneden worden.
Verblijd u niet als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen;
Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, en bouw daarna uw huis.
Wees niet zonder oorzaak getuige tegen uw naaste; want zoudt gij verleiden met uw lip?
Zo zal uw armoede u overkomen, als een wandelaar, en uw velerlei gebrek als een gewapend man.
Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben.
Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben.
Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet;
Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden.
Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate.
Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet uw lippen.
Verlaat uw vriend, noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag van uw tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan een broeder, die verre is.
Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden.
De lammeren zullen zijn tot uw kleding, en de bokken de prijs des velds.
Daartoe zult gij genoegzaamheid van geitenmelk hebben tot uw spijze, tot spijze van uw huis, en leeftocht uwer maagden.
Tuchtig uw zoon, en hij zal u gerustheid aandoen, en hij zal uw ziel vermakelijkheden geven.
Geeft aan de vrouwen uw vermogen niet, noch uw wegen, om koningen te verdelgen.
Open uw mond voor den stomme, voor de rechtzaak van allen, die omkomen zouden.
Zoekresultaten vervolgd...
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (239)
- Exodus (167)
- Leviticus (141)
- Numberi (97)
- Deuteronomium (411)
- Jozua (71)
- Richteren (63)
- Ruth (17)
- 1 Samuël (141)
- 2 Samuël (114)
- 1 Koningen (141)
- 2 Koningen (76)
- 1 Kronieken (40)
- 2 Kronieken (93)
- Ezra (10)
- Nehemia (36)
- Esther (8)
- Job (82)
- Psalmen (557)
- Spreuken (101)
- Prediker (18)
- Hooglied (32)
- Jesaja (223)
- Jeremia (202)
- Klaagliederen (13)
- Ezechiël (257)
- Daniël (45)
- Hosea (23)
- Joël (18)
- Amos (19)
- Obadja (7)
- Jona (6)
- Micha (21)
- Nahum (13)
- Habakuk (9)
- Zefanja (6)
- Zacharia (19)
- Maleachi (14)
- Mattheüs (102)
- Markus (36)
- Lukas (108)
- Johannes (61)
- Handelingen (54)
- Romeinen (25)
- 1 Corinthiërs (17)
- 2 Corinthiër (24)
- Galaten (7)
- Efeziërs (14)
- Filippenzen (14)
- Colossenzen (17)
- 1 Thessalonicenzen (14)
- 2 Thessalonicenzen (4)
- 1 Timotheüs (3)
- 2 Timotheüs (4)
- Filémon (6)
- Hebreeën (19)
- Jakobus (17)
- 1 Petrus (14)
- 2 Petrus (5)
- 1 Johannes (1)
- 2 Johannes (2)
- 3 Johannes (3)
- Judas (2)
- Openbaring (29)