'Haar' in de Bijbel
Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.
De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten; Zij verheft haar stem op de straten.
Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad;
Zo gij haar zoekt als zilver, en naspeurt als verborgen schatten;
Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit;
Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.
Allen die tot haar ingaan, zullen niet wederkomen, en zullen de paden des levens niet aantreffen;
Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud.
Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken.
Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer.
Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede.
Verhef ze, en zij zal u verhogen; zij zal u vereren, als gij haar omhelzen zult.
Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie.
Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard.
Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast.
Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt.
Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis;
Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde.
Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs;
Haar brood bereidt in den zomer, haar spijs vergadert in den oogst.
Begeer haar schoonheid niet in uw hart, en laat ze u niet vangen met haar oogleden.
Alzo die tot zijns naasten huisvrouw ingaat; al wie haar aanroert, zal niet onschuldig gehouden worden.
Opdat zij u bewaren voor een vreemde vrouw, voor de onbekende, die met haar redenen vleit.
Voorbijgaande op de straat, nevens haar hoek, en hij trad op den weg van haar huis.
En ziet, een vrouw ontmoette hem in hoerenversiersel, en met het hart op haar hoede;
Deze was woelachtig en wederstrevig, haar voeten bleven in haar huis niet;
En zij greep hem aan, en kuste hem; zij sterkte haar aangezicht, en zeide tot hem:
Zij bewoog hem door de veelheid van haar onderricht, zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen.
Hij ging haar straks achterna, gelijk een os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging der boeien.
Laat uw hart tot haar wegen niet wijken, dwaalt niet op haar paden.
Want zij heeft veel gewonden nedergeveld, en al haar gedoden zijn machtig vele.
Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods.
Roept de Wijsheid niet, en verheft niet de Verstandigheid Haar stem?
Want wijsheid is beter dan robijnen, en al wat men begeren mag, is met haar niet te vergelijken.
Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de wateren Zijn bevel niet zouden overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde stelde;
De opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd; Zij heeft Haar zeven pilaren gehouwen.
Zij heeft Haar slachtvee geslacht. Zij heeft Haar wijn gemengd; ook heeft Zij Haar tafel toegericht.
Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden; Zij nodigt op de tinnen van de hoogten der stad:
En zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad;
Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel.
In het pad der gerechtigheid is het leven; en in den weg van haar voetpad is de dood niet.
Elke wijze vrouw bouwt haar huis; maar die zeer dwaas is, breekt het af met haar handen.
Dood en leven zijn in het geweld der tong; en een ieder, die ze liefheeft, zal haar vrucht eten.
Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden.
Laat uw vader zich verblijden, ook uw moeder; en laat haar zich verheugen, die u gebaard heeft.
Een deur keert om op haar herre, alzo de luiaard op zijn bed.
Elkeen, die haar verbergt, zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, die roept.
Alzo is de weg ener overspelige vrouw; zij eet en wist haar mond, en zegt: Ik heb geen ongerechtigheid gewrocht!
Om een hatelijke vrouw, als zij getrouwd wordt; en een dienstmaagd, als zij erfgenaam is van haar vrouw.
De mieren zijn een onsterk volk; evenwel bereiden zij in de zomer haar spijs.
Aleph. Wie zal een deugdelijke huisvrouw vinden? Want haar waardij is verre boven de robijnen.
Beth. Het hart haars heren vertrouwt op haar, zodat hem geen goed zal ontbreken.
He. Zij is als de schepen eens koopmans; zij doet haar brood van verre komen.
Vau. En zij staat op, als het nog nacht is, en geeft haar huis spijze, en haar dienstmaagden het bescheiden deel.
Cheth. Zij gordt haar lenden met kracht, en zij versterkt haar armen.
Teth. Zij smaakt, dat haar koophandel goed is; haar lamp gaat des nachts niet uit.
Jod. Zij steekt haar handen uit naar de spil, en haar handpalmen vatten den spinrok.
Caph. Zij breidt haar handpalm uit tot den ellendige; en zij steekt haar handen uit tot den nooddruftige.
Lamed. Zij vreest voor haar huis niet vanwege de sneeuw; want haar ganse huis is met dubbele klederen gekleed.
Mem. Zij maakt voor zich tapijtsieraad; haar kleding is fijn linnen en purper.
Nun. Haar man is bekend in de poorten, als hij zit met de oudsten des lands.
Ain. Sterkte en heerlijkheid zijn haar kleding; en zij lacht over den nakomenden dag.
Pe. Zij doet haar mond open met wijsheid; en op haar tong is leer der goeddadigheid.
Tsade. Zij beschouwt de gangen van haar huis; en het brood der luiheid eet zij niet.
Koph. Haar kinderen staan op, en roemen haar welgelukzalig; ook haar man, en hij prijst haar, zeggende:
Thau. Geef haar van de vrucht harer handen, en laat haar werken haar prijzen in de poorten.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (136)
- Exodus (55)
- Leviticus (67)
- Numberi (60)
- Deuteronomium (37)
- Jozua (112)
- Richteren (66)
- Ruth (33)
- 1 Samuël (37)
- 2 Samuël (35)
- 1 Koningen (39)
- 2 Koningen (50)
- 1 Kronieken (42)
- 2 Kronieken (27)
- Ezra (3)
- Nehemia (16)
- Esther (23)
- Job (36)
- Psalmen (42)
- Spreuken (66)
- Prediker (7)
- Hooglied (9)
- Jesaja (61)
- Jeremia (113)
- Klaagliederen (21)
- Ezechiël (105)
- Daniël (8)
- Hosea (19)
- Joël (5)
- Amos (8)
- Jona (3)
- Micha (14)
- Nahum (9)
- Habakuk (1)
- Zefanja (8)
- Haggaï (38)
- Zacharia (13)
- Maleachi (2)