'Het' in de Bijbel
De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht.
Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen;
Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte;
Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad;
Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid;
Die blijde zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden des kwaden;
Die den leidsman harer jonkheid verlaat, en het verbond haars Gods vergeet;
Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade.
Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen.
Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud.
Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals.
Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen.
Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is.
De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen.
Want ik was mijns vaders zoon, teder, en een enige voor het aangezicht mijner moeder.
De wijsheid is het voornaamste; verkrijg dan wijsheid, en verkrijg verstand met al uw bezitting.
Kom niet op het pad der goddelozen, en treed niet op den weg der bozen.
Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe.
Laat ze niet wijken van uw ogen, behoud ze in het midden uws harten.
Want zij zijn het leven dengenen, die ze vinden, en een medicijn voor hun gehele vlees.
Wijk niet ter rechter hand of ter linkerhand, wend uw voet af van het kwade.
Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard.
Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt.
Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden;
Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering!
Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput;
Mijn zoon, bewaar het gebod uws vaders, en verlaat de wet uwer moeder niet.
Als gij wandelt, zal dat u geleiden; als gij nederligt, zal het over u de wacht houden; als gij wakker wordt, zal hetzelve met u spreken.
Want het gebod is een lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen der tucht zijn de weg des levens;
Om u te bewaren voor de kwade vrouw, voor het gevlei der vreemde tong.
En gevonden zijnde, vergeldt hij het zevenvoudig; hij geeft al het goed van zijn huis.
Hij zal geen verzoening aannemen; en hij zal niet bewilligen, ofschoon gij het geschenk vergroot.
Zeg tot de wijsheid: Gij zijt mijn zuster; en heet het verstand uw bloedvriend;
Want door het venster van mijn huis, door mijn tralie keek ik uit;
En ziet, een vrouw ontmoette hem in hoerenversiersel, en met het hart op haar hoede;
Zij bewoog hem door de veelheid van haar onderricht, zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen.
Gij slechten! verstaat kloekzinnigheid, en gij zotten! verstaat met het hart.
Neemt Mijn tucht aan, en niet zilver, en wetenschap, meer dan het uitgelezen uitgegraven goud.
De vreze des HEEREN is, te haten het kwade, de hovaardigheid, en den hoogmoed, en den kwaden weg; Ik haat ook den mond der verkeerdheden.
Raad en het wezen zijn Mijne; Ik ben het Verstand, Mijne is de Sterkte.
Ik doe wandelen op den weg der gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts;
De HEERE bezat Mij in het beginsel Zijns wegs, voor Zijn werken, van toen aan.
Toen Hij de hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het vlakke des afgronds beschreef;
Want die Mij vindt, vindt het leven, en trekt een welgevallen van den HEERE.
De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand.
Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen.
De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk.
Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
Die met het oog wenkt, richt smart aan; en een dwaas van lippen zal omgeworpen worden.
De mond des rechtvaardigen is een springader des levens; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
Het werk des rechtvaardigen is ten leven; de inkomst des goddelozen is ter zonde.
Het pad tot het leven is desgenen die de tucht bewaart; maar die de bestraffing verlaat, doet dwalen.
De tong des rechtvaardigen is uitgelezen zilver; het hart der goddelozen is weinig waard.
Het is voor den zot als spel, schandelijkheid te doen; maar voor een man van verstand, wijsheid te plegen.
Een stad springt op van vreugde over het welvaren der rechtvaardigen; en als de goddelozen vergaan, is er gejuich.
Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; maar die getrouw is van geest, bedekt de zaak.
Als er geen wijze raadslagen zijn, vervalt het volk; maar de behoudenis is in de veelheid der raadslieden.
Alzo is de gerechtigheid ten leven, gelijk die het kwade najaagt, naar zijn dood jaagt.
Hand aan hand zal de boze niet onschuldig zijn; maar het zaad der rechtvaardigen zal ontkomen.
De begeerte der rechtvaardigen is alleenlijk het goede; maar de verwachting der goddelozen is verbolgenheid.
Er is een, die uitstrooit, denwelken nog meer toegedaan wordt; en een, die meer inhoudt dan recht is, maar het is tot gebrek.
Wie koren inhoudt, dien vloekt het volk; maar de zegening zal zijn over het hoofd des verkopers.
Wie het goede vroeg nazoekt, zoekt welgevalligheid; maar wie het kwade natracht, dien zal het overkomen.
De goddelozen worden omgekeerd, dat zij niet meer zijn; maar het huis der rechtvaardigen zal bestaan.
De rechtvaardige kent het leven van zijn beest; maar de barmhartigheden der goddelozen zijn wreed.
De goddeloze begeert het net der bozen; maar de wortel der rechtvaardigen zal uitgeven.
Bedrog is in het hart dergenen, die kwaad smeden; maar degenen die vrede raden, hebben blijdschap.
Een kloekzinnig mens bedekt de wetenschap; maar het hart der zotten roept dwaasheid uit.
Bekommernis in het hart des mensen buigt het neder; maar een goed woord verblijdt het.
Een bedrieger zal zijn jachtvang niet braden; maar het kostelijk goed des mensen is des vlijtigen.
In het pad der gerechtigheid is het leven; en in den weg van haar voetpad is de dood niet.
Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld.
Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom; maar de arme hoort het schelden niet.
Het licht der rechtvaardigen zal zich verblijden; maar de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.
Goed, van ijdelheid gekomen, zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen.
De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is een boom des levens.
Die het woord veracht, die zal verdorven worden; maar wie het gebod vreest, dien zal vergolden worden.
Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn.
De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken.
Het kwaad zal de zondaars vervolgen; maar den rechtvaardige zal men goed vergelden.
De goede zal zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen des zondaars is voor de rechtvaardige weggelegd.
Het ploegen der armen geeft veelheid der spijze; maar daar is een, die verteerd wordt door gebrek van oordeel.
Elke wijze vrouw bouwt haar huis; maar die zeer dwaas is, breekt het af met haar handen.
Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen.
Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien.
Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods.
Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid.
De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos.
De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen.
In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek.
Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen.
Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend.
Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
In het huis des rechtvaardigen is een grote schat; maar in des goddelozen inkomst is beroerte.
De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo.
Het offer der goddelozen is den HEERE een gruwel; maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen.
De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; en die de bestraffing haat, zal sterven.
De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensenkinderen?
Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde maken; maar door de smart des harten wordt de geest verslagen.
De weg des luiaards is als een doornheg; maar het pad der oprechten is wel gebaand.
Zoekresultaten vervolgd...
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (546)
- Exodus (554)
- Leviticus (493)
- Numberi (519)
- Deuteronomium (434)
- Jozua (343)
- Richteren (274)
- Ruth (33)
- 1 Samuël (376)
- 2 Samuël (294)
- 1 Koningen (424)
- 2 Koningen (381)
- 1 Kronieken (279)
- 2 Kronieken (436)
- Ezra (96)
- Nehemia (149)
- Esther (89)
- Job (319)
- Psalmen (494)
- Spreuken (254)
- Prediker (91)
- Hooglied (24)
- Jesaja (522)
- Jeremia (614)
- Klaagliederen (41)
- Ezechiël (677)
- Daniël (180)
- Hosea (64)
- Joël (28)
- Amos (69)
- Obadja (9)
- Jona (25)
- Micha (42)
- Nahum (18)
- Habakuk (25)
- Zefanja (27)
- Haggaï (38)
- Zacharia (119)
- Maleachi (25)
- Mattheüs (333)
- Markus (238)
- Lukas (377)
- Johannes (264)
- Handelingen (322)
- Romeinen (162)
- 1 Corinthiërs (131)
- 2 Corinthiër (78)
- Galaten (53)
- Efeziërs (41)
- Filippenzen (32)
- Colossenzen (35)
- 1 Thessalonicenzen (19)
- 2 Thessalonicenzen (8)
- 1 Timotheüs (27)
- 2 Timotheüs (18)
- Titus (11)
- Filémon (2)
- Hebreeën (129)
- Jakobus (32)
- 1 Petrus (36)
- 2 Petrus (22)
- 1 Johannes (28)
- 2 Johannes (2)
- 3 Johannes (3)
- Judas (9)
- Openbaring (166)
Verwante onderwerpen
- Angst Voor God
- Beslissingen Nemen
- Beslissingen Nemen
- Betrouwbaarheid
- Conflict Oplossen
- De Kracht Van Woorden
- De Rechtvaardigen
- De tong
- Depressie
- Dwazen
- Een Gebroken Hart
- Een Gebroken Hart Helen
- Een Goede Man
- Een Goede Vrouw
- Geld Sparen
- Geld Zegeningen
- Gevolgen
- Gevolgen Van Dwaasheid
- Gevolgen Van Steekpenningen
- Gezegdes
- Gezondheid En Genezen
- Glimlachen
- Goddeloos Gebruik Van Rijkdom
- Gods Verborgen Dingen
- Gods Wegen
- Goede Koningen
- Gunst
- Hard Werken En Niet Lui Zijn
- Hartzeer
- Hebzucht
- Huizen
- Kanker
- Kenmerken Van Dwazen
- Leven Door Wijsheid
- Lippen
- Lui Zijn
- Meningsverschillen
- Menselijk Belang Van Wijsheid
- Menselijk Hart
- Nederigheid En Trots
- Onderscheidingsvermogen
- Onderwijs
- Oorzaken Van Armoede
- Overheid