81 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Op' in de Bijbel

Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;

En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen.

De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten; Zij verheft haar stem op de straten.

Mijn zoon! merk op mijn woorden, neig uw oor tot mijn redenen.

Mijn zoon! merk op mijn wijsheid, neig uw oor tot mijn verstand;

Zal iemand op kolen gaan, dat zijn voeten niet branden?

Voorbijgaande op de straat, nevens haar hoek, en hij trad op den weg van haar huis.

Nu buiten, dan op de straten zijnde, en bij alle hoeken loerende;

Laat uw hart tot haar wegen niet wijken, dwaalt niet op haar paden.

Op de spits der hoge plaatsen, aan den weg, ter plaatse, waar paden zijn, staat Zij;

Ik doe wandelen op den weg der gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts;

Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden; Zij nodigt op de tinnen van de hoogten der stad:

En zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad;

Om te roepen degenen, die op den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende:

Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.

In de lippen des verstandigen wordt wijsheid gevonden; maar op den rug des verstandelozen de roede.

Een stad springt op van vreugde over het welvaren der rechtvaardigen; en als de goddelozen vergaan, is er gejuich.

Ziet, den rechtvaardige wordt vergolden op de aarde, hoeveel te meer den goddeloze en zondaar!

De woorden der goddelozen zijn om op bloed te loeren; maar de mond der oprechten zal ze redden.

De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang.

Waarzegging is op de lippen des konings; zijn mond zal niet overtreden in het gericht.

Die op het woord verstandelijk let, zal het goede vinden; en die op den HEERE vertrouwt, is welgelukzalig.

De boosdoener merkt op de ongerechtige lip; een leugenaar neigt het oor tot de verkeerde tong.

Des konings gramschap is als het brullen eens jongen leeuws; maar zijn welgevallen is als dauw op het kruid.

Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen.

De rechtvaardige let verstandelijk op des goddelozen huis, als God de goddelozen in het kwaad stort.

Want het is liefelijk, als gij die in uw binnenste bewaart; zij zullen samen op uw lippen gepast worden.

Opdat uw vertrouwen op den HEERE zij, maak ik u die heden bekend; gij ook maak ze bekend.

Als gij aangezeten zult zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk letten op dengene, die voor uw aangezicht is.

Hoor gij, mijn zoon! en word wijs, en richt uw hart op den weg.

Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet.

Maar voor degenen, die hem bestraffen, zal liefelijkheid zijn; en de zegen des goeds zal op hem komen.

Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen.

Hef de benen van den kreupele op; alzo is een spreuk in den mond der zotten.

De luiaard zegt: Er is een felle leeuw op den weg, een leeuw is op de straten.

Die een kuil graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren.

Die de oprechten doet dwalen op een kwaden weg, zal zelf in zijn gracht vallen; maar de vromen zullen het goede beerven.

Een heerser, die op leugentaal acht geeft, al zijn dienaars zijn goddeloos.

Als men zijn knecht van jongs op weeldig houdt, hij zal in zijn laatste een zoon willen zijn.

De weg eens arends in den hemel; de weg ener slang op een rotssteen; de weg van een schip in het hart der zee; en de weg eens mans bij een maagd.

Zo gij dwaselijk gehandeld hebt, met u te verheffen, en zo gij kwaad bedacht hebt, de hand op den mond!

Public domain