'Met' in de Bijbel
Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;
Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen.
Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.
Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen.
Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit;
Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet.
Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen.
Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken.
Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden.
Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont.
Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft.
Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte.
De wijsheid is het voornaamste; verkrijg dan wijsheid, en verkrijg verstand met al uw bezitting.
Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u.
Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden.
Gij zijt verstrikt met de redenen uws monds; gij zijt gevangen met de redenen uws monds.
Een Belialsmens, een ondeugdzaam man gaat met verkeerdheid des monds om;
Wenkt met zijn ogen, spreekt met zijn voeten, leert met zijn vingeren;
Als gij wandelt, zal dat u geleiden; als gij nederligt, zal het over u de wacht houden; als gij wakker wordt, zal hetzelve met u spreken.
Begeer haar schoonheid niet in uw hart, en laat ze u niet vangen met haar oogleden.
Maar die met een vrouw overspel doet, is verstandeloos; hij verderft zijn ziel, die dat doet;
Opdat zij u bewaren voor een vreemde vrouw, voor de onbekende, die met haar redenen vleit.
En ziet, een vrouw ontmoette hem in hoerenversiersel, en met het hart op haar hoede;
Ik heb mijn bedstede met tapijtsieraad toegemaakt, met uitgehouwen werken, met fijn linnen van Egypte;
Ik heb mijn leger met mirre, aloe en kaneel welriekende gemaakt;
Gij slechten! verstaat kloekzinnigheid, en gij zotten! verstaat met het hart.
Want wijsheid is beter dan robijnen, en al wat men begeren mag, is met haar niet te vergelijken.
Spelende in de wereld Zijns aardrijks, en Mijn vermakingen zijn met de mensenkinderen.
Een zotte vrouw is woelachtig, de slechtigheid zelve, en weet niet met al.
Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk.
Die met het oog wenkt, richt smart aan; en een dwaas van lippen zal omgeworpen worden.
Als de hovaardigheid komt, zal de schande ook komen; maar met de ootmoedigen is wijsheid.
Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd; en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen.
Den rechtvaardigen zal geen leed wedervaren; maar de goddelozen zullen met kwaad vervuld worden.
Er is een, die zichzelven rijk maakt, en niet met al heeft, en een, die zichzelven arm maakt, en heeft veel goed.
Goed, van ijdelheid gekomen, zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen.
Al wie kloekzinnig is, handelt met wetenschap; maar een zot breidt dwaasheid uit.
Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden.
Die zijn roede inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging.
Elke wijze vrouw bouwt haar huis; maar die zeer dwaas is, breekt het af met haar handen.
Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen.
De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen.
Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden.
Beter is weinig met de vreze des HEEREN, dan een grote schat, en onrust daarbij.
Als iemands wegen den HEERE behagen, zo zal Hij ook zijn vijanden met hem bevredigen.
Beter is een weinig met gerechtigheid, dan de veelheid der inkomsten zonder recht.
Het is beter nederig van geest te zijn met de zachtmoedigen, dan roof te delen met de hovaardigen.
Een droge bete, en rust daarbij, is beter, dan een huis vol van geslachte beesten met twist.
Wie verdraaid is van hart, zal het goede niet vinden; en die verkeerd is met zijn tong, zal in het kwaad vallen.
Als de goddeloze komt, komt ook de verachting en met schande versmaadheid.
Ook is de ziel zonder wetenschap niet goed; en die met de voeten haastig is, zondigt.
Al de broeders des armen haten hem; hoeveel te meer gaan zijn vrienden verre van hem! Hij loopt hen na met woorden die niets zijn.
De vreze des HEEREN is ten leven; want men zal verzadigd zijnde vernachten; met het kwaad zal men niet bezocht worden.
Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen.
Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood.
Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen.
Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt.
Te arbeiden om schatten met een valse tong, is een voortgedrevene ijdelheid dergenen, die den dood zoeken.
Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap.
Die een hovaardig pocher is, zijn naam is spotter; hij gaat met hovaardige verbolgenheid te werk.
Het offer der goddelozen is een gruwel; hoeveel te meer, als zij het met een schandelijk voornemen brengen!
Het loon der nederigheid, met de vreze des HEEREN, is rijkdom, en eer, en leven.
Drijf den spotter uit, en het gekijf zal weggaan, en het geschil met de schande zal ophouden.
Vergezelschap u niet met een grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man;
Als gij aangezeten zult zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk letten op dengene, die voor uw aangezicht is.
Want gelijk hij bedacht heeft in zijn ziel, alzo zal hij tot u zeggen: Eet en drink! maar zijn hart is niet met u;
Weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven.
Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden.
En door wetenschap worden de binnenkameren vervuld met alle kostelijk en liefelijk goed.
Mijn zoon! vrees den HEERE en den koning; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan;
Wees niet zonder oorzaak getuige tegen uw naaste; want zoudt gij verleiden met uw lip?
En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen; zijn gedaante was met netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken.
Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet;
Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap.
De luiaard is wijzer in zijn ogen, dan zeven, die met rede antwoorden.
Brandende lippen, en een boos hart, zijn als een potscherf met schuim van zilver overtogen.
Die haat draagt, gelaat zich vreemd met zijn lippen; maar in zijn binnenste stelt hij bedrog aan.
Als hij met zijn stem smeekt, geloof hem niet, want zeven gruwelen zijn in zijn hart.
Die zijn vriend zegent met luider stem, zich des morgens vroeg opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden.
Ijzer scherpt men met ijzer; alzo scherpt een man het aangezicht zijns naasten.
Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken.
Die zijn goed vermeerdert met woeker en met overwinst, vergadert dat voor dengene, die zich des armen ontfermt.
Die zijn land bouwt, zal met brood verzadigd worden; maar die ijdele mensen volgt, zal met armoede verzadigd worden.
Die een mens bestraft, zal achterna gunst vinden, meer dan die met de tong vleit.
Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven hebbende, hetzij dat hij beroerd is of lacht, zo is er toch geen rust.
Die met een dief deelt, haat zijn ziel; hij hoort een vloek, en hij geeft het niet te kennen.
Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels;
Deze vier zijn van de kleinste der aarde; doch dezelve zijn wijs, met wijsheid wel voorzien.
De spinnekop grijpt met de handen, en is in de paleizen der koningen.
Zo gij dwaselijk gehandeld hebt, met u te verheffen, en zo gij kwaad bedacht hebt, de hand op den mond!
Daleth. Zij zoekt wol en vlas, en werkt met lust harer handen.
Cheth. Zij gordt haar lenden met kracht, en zij versterkt haar armen.
Lamed. Zij vreest voor haar huis niet vanwege de sneeuw; want haar ganse huis is met dubbele klederen gekleed.
Nun. Haar man is bekend in de poorten, als hij zit met de oudsten des lands.
Pe. Zij doet haar mond open met wijsheid; en op haar tong is leer der goeddadigheid.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (194)
- Exodus (203)
- Leviticus (134)
- Numberi (148)
- Deuteronomium (123)
- Jozua (96)
- Richteren (118)
- Ruth (11)
- 1 Samuël (127)
- 2 Samuël (133)
- 1 Koningen (141)
- 2 Koningen (118)
- 1 Kronieken (88)
- 2 Kronieken (177)
- Ezra (53)
- Nehemia (43)
- Esther (28)
- Job (116)
- Psalmen (235)
- Spreuken (95)
- Prediker (21)
- Hooglied (20)
- Jesaja (196)
- Jeremia (184)
- Klaagliederen (18)
- Ezechiël (217)
- Daniël (64)
- Hosea (28)
- Joël (4)
- Amos (22)
- Jona (10)
- Micha (19)
- Nahum (6)
- Habakuk (13)
- Zefanja (10)
- Zacharia (33)
- Maleachi (13)
- Mattheüs (112)
- Markus (101)
- Lukas (155)
- Johannes (62)
- Handelingen (193)
- Romeinen (39)
- 1 Corinthiërs (50)
- 2 Corinthiër (36)
- Galaten (17)
- Efeziërs (31)
- Filippenzen (18)
- Colossenzen (23)
- 1 Thessalonicenzen (13)
- 2 Thessalonicenzen (8)
- 1 Timotheüs (12)
- 2 Timotheüs (11)
- Titus (3)
- Filémon (2)
- Hebreeën (41)
- Jakobus (8)
- 1 Petrus (12)
- 2 Petrus (9)
- 1 Johannes (6)
- 2 Johannes (3)
- 3 Johannes (3)
- Judas (4)
- Openbaring (79)