'Zo' in de Bijbel
- 1.Genesis 2:15-Genesis 31:28
- 2.Genesis 31:30-Genesis 50:25
- 3.Exodus 1:7-Exodus 21:29
- 4.Exodus 21:30-Leviticus 13:18
- 5.Leviticus 13:19-Numberi 5:6
- 6.Numberi 5:8-Numberi 32:29
- 7.Numberi 32:30-Deuteronomium 22:22
- 8.Deuteronomium 22:24-Jozua 22:7
- 9.Jozua 22:10-Richteren 14:17
- 10.Richteren 14:18-1 Samuël 9:14
- 11.1 Samuël 9:17-1 Samuël 25:31
- 12.1 Samuël 25:34-2 Samuël 14:2
- 13.2 Samuël 14:4-1 Koningen 11:37
- 14.1 Koningen 11:38-2 Koningen 4:44
- 15.2 Koningen 5:1-1 Kronieken 10:8
- 16.1 Kronieken 10:12-2 Kronieken 25:8
- 17.2 Kronieken 25:21-Job 9:20
- 18.Job 9:21-Psalmen 61:8
- 19.Psalmen 63:6-Jesaja 1:20
- 20.Jesaja 3:7-Jeremia 9:1
- 21.Jeremia 9:2-Jeremia 29:21
- 22.Jeremia 29:25-Jeremia 50:23
- 23.Jeremia 50:33-Ezechiël 28:2
- 24.Ezechiël 28:12-Amos 3:11
- 25.Amos 4:12-Mattheüs 17:4
- 26.Mattheüs 17:20-Markus 13:7
- 27.Markus 13:11-Johannes 1:51
- 28.Johannes 2:5-Johannes 21:11
- 29.Johannes 21:18-Romeinen 13:7
- 30.Romeinen 13:9-2 Corinthiër 11:4
- 31.2 Corinthiër 11:15-Hebreeën 7:15
- 32.Hebreeën 8:4-Openbaring 21:16
Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede, zo peins ik aan U in de nachtwaken.
Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud.
Zo zal hij Uw volk richten met gerechtigheid, en Uw ellendigen met recht.
Indien ik zou zeggen: Ik zal ook alzo spreken; ziet, zo zou ik trouweloos zijn aan het geslacht Uwer kinderen.
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Als ik het bestemde ambt zal ontvangen hebben, zo zal ik gans recht richten.
Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar; peinsde ik, zo werd mijn ziel overstelpt. Sela.
Als Hij hen doodde, zo vraagden zij naar Hem, en keerden weder, en zochten God vroeg;
Zo zullen wij, Uw volk en de schapen Uwer weide, U loven in eeuwigheid, van geslacht tot geslacht; wij zullen Uw roem vertellen.
O God! breng ons weder, en laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden.
O God der heirscharen! breng ons weder, en laat Uw aangezicht lichten; zo zullen wij verlost worden.
Zo zullen wij van U niet terugkeren; behoud ons in het leven, zo zullen wij Uw Naam aanroepen.
[ (Psalms 80:20) O HEERE, God der heirscharen! breng ons weder; laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden. ]
Gij heerst over de opgeblazenheid der zee; wanneer haar baren zich verheffen, zo stilt Gij ze.
Zo zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken, en hun ongerechtigheid met plagen.
Ik heb eens gezworen bij Mijn heiligheid: Zo Ik aan David liege!
Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen.
Verzadig ons in den morgenstond met Uw goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen.
Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam.
Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn stem hoort,
Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan!
Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vrezen.
Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons.
Als de wind daarover gegaan is, zo is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet meer.
Zendt Gij Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks.
Als Hij de aarde aanschouwt, zo beeft zij; als Hij de bergen aanroert, zo roken zij.
Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft.
Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten.
Als hij gericht wordt, zo ga hij schuldig uit, en zijn gebed zij tot zonde.
Dewijl hij den vloek heeft liefgehad, dat die hem overkome, en geen lust gehad heeft tot den zegen, zo zij die verre van hem.
Nog ben ik hun een smaad; als zij mij zien, zo schudden zij hun hoofd.
Zo werd Juda tot Zijn heiligdom, Israel Zijn volkomene heerschappij.
Zo zal ik Uw wet steeds onderhouden, eeuwiglijk en altoos.
Ondersteun mij, zo zal ik behouden zijn; dan zal ik mij steeds in Uw inzettingen vermaken.
De gerechtigheid Uwer getuigenissen is in der eeuwigheid; doe ze mij verstaan, zo zal ik leven.
Een lied Hammaaloth, van Salomo. Zo de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.
Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan?
Zo ik mijn ziel niet heb gezet en stil gehouden, gelijk een gespeend kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend kind in mij.
Zo ik in de tent mijns huizes inga, zo ik op de koets van mijn bed klimme!
Zo ik mijn ogen slaap geve, mijn oogleden sluimering;
Indien uw zonen Mijn verbond zullen houden, en Mijn getuigenissen, die Ik hun leren zal; zo zullen ook hun zonen tot in eeuwigheid op uw troon zitten.
Indien ik u vergeet, o Jeruzalem! zo vergete mijn rechterhand zichzelve!
Mijn tong kleve aan mijn gehemelte, zo ik aan u niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het hoogste mijner blijdschap!
Ten dage, als ik riep, zo hebt Gij mij verhoord; Gij hebt mij versterkt met kracht in mijn ziel.
Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar.
Zoude ik ze tellen? Harer is meer, dan des zands; word ik wakker, zo ben ik nog bij U.
Als mijn geest in mij overstelpt was, zo hebt Gij mijn pad gekend. Zij hebben mij een strik verborgen op den weg, dien ik gaan zou.
Ik zag uit ter rechterhand, en ziet, zo was er niemand, die mij kende, er was geen ontvlieden voor mij; niemand zorgde voor mijn ziel.
Dat zij den Naam des HEEREN loven; want als Hij het beval, zo werden zij geschapen.
Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.
Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt.
Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen.
Mijn zoon! zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt;
Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid neigt;
Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid;
Zo gij haar zoekt als zilver, en naspeurt als verborgen schatten;
Zo zal de bedachtzaamheid over u de wacht houden, de verstandigheid zal u behoeden;
Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen.
Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen.
Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft.
Want zij slapen niet, zo zij geen kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen, zo zij niet iemand hebben doen struikelen.
Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt;
Zo zal uw armoede u overkomen als een wandelaar, en uw gebrek als een gewapend man.
Leer den wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs den rechtvaardige, zo zal hij in leer toenemen.
Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is zo is de luie dengenen, die hem uitzenden.
Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel.
Als iemands wegen den HEERE behagen, zo zal Hij ook zijn vijanden met hem bevredigen.
Die groot is van grimmigheid, zal straf dragen; want zo gij hem uitredt, zo zult gij nog moeten voortvaren.
Sla de spotter, zo zal de slechte kloekzinnig worden; en bestraf den verstandige, hij zal wetenschap begrijpen.
Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden.
Zo gij niet hadt om te betalen, waarom zou men uw bed van onder u wegnemen?
Als gij aangezeten zult zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk letten op dengene, die voor uw aangezicht is.
Mijn zoon! zo uw hart wijs is, mijn hart zal blijde zijn, ja, ik.
Red degenen, die ter dood gegrepen zijn; want zij wankelen ter doding, zo gij u onthoudt.
Zodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal er beloning wezen, en uw verwachting zal niet afgesneden worden.
Zeg niet: Gelijk als hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal een ieder vergelden naar zijn werk.
Zo zal uw armoede u overkomen, als een wandelaar, en uw velerlei gebrek als een gewapend man.
Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken;
Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven hebbende, hetzij dat hij beroerd is of lacht, zo is er toch geen rust.
Wie is ten hemel opgeklommen, en nedergedaald? Wie heeft den wind in Zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet?
Zo gij dwaselijk gehandeld hebt, met u te verheffen, en zo gij kwaad bedacht hebt, de hand op den mond!
Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het oor wordt niet vervuld van horen.
Ook, indien twee te zamen liggen, zo hebben zij warmte; maar hoe zou een alleen warm worden?
En indien iemand den een mocht overweldigen, zo zullen de twee tegen hem bestaan; en een drievoudig snoer wordt niet haast gebroken.
Hoewel een zondaar honderd maal kwaad doet, en God hem de dagen verlengt; zo weet ik toch, dat het dien zal welgaan, die God vrezen, die voor Zijn aangezicht vrezen.
Toen zag ik alle werk Gods, dat de mens niet kan uitvinden, het werk, dat onder de zon geschiedt, om hetwelk een mens arbeidt om te zoeken, maar hij zal het niet uitvinden; ja, indien ook een wijze zeide, dat hij het zou weten, zo zal hij het toch niet kunnen uitvinden.
Alle ding wedervaart hun, gelijk aan alle anderen; enerlei wedervaart den rechtvaardige en den goddeloze, den goede en den reine, als den onreine; zo dien, die offert, als dien, die niet offert; gelijk den goede, alzo ook den zondaar, dien, die zweert, gelijk dien, die den eed vreest.
Als de wolken vol geworden zijn, zo storten zij plasregen uit op de aarde; en als de boom naar het zuiden, of als hij naar het noorden valt, in de plaats, waar de boom valt, daar zal hij wezen.
Maar indien de mens veel jaren heeft, en verblijdt zich in die allen, zo laat hem ook gedenken aan de dagen der duisternis, want die zullen veel zijn; en al wat zal gekomen is, is ijdelheid.
Zo doe dan de toornigheid wijken van uw hart, en doe het kwade weg van uw vlees, want de jeugd, en de jonkheid is ijdelheid.
En voorts, dewijl de prediker wijs geweest is, zo leerde hij het volk nog wetenschap, en merkte op, en onderzocht; hij stelde vele spreuken in orde.
Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.
Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb groten lust in Zijn schaduw, en zit er onder, en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet.
Wat is uw Liefste meer dan een ander liefste, o gij schoonste onder de vrouwen! wat is uw Liefste meer dan een ander liefste, dat gij ons zo bezworen hebt!
Een enige is Mijn duive, Mijn volmaakte, de enige harer moeder, zij is de zuivere dergenen, die haar gebaard heeft; als de dochters haar zien, zo zullen zij haar welgelukzalig roemen, de koninginnen en de bijwijven; en zij zullen haar prijzen.
Ik zeide: Ik zal op den palmboom klimmen, ik zal zijn takken grijpen; zo zullen dan uw borsten zijn als druif trossen aan den wijnstok, en de reuk van uw neus als appelen.
Zo zij een muur is, wij zullen een paleis van zilver op haar bouwen; en zo zij een deur is, wij zullen haar rondom bezetten met cederen planken.
Zo niet de HEERE der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden.
Indien gijlieden willig zijt en hoort, zo zult gij het goede dezes lands eten.
Maar indien gij weigert, en wederspannig zijt, zo zult gij van het zwaard gegeten worden; want de mond des HEEREN heeft het gesproken.
Zoekresultaten vervolgd...
- 1.Genesis 2:15-Genesis 31:28
- 2.Genesis 31:30-Genesis 50:25
- 3.Exodus 1:7-Exodus 21:29
- 4.Exodus 21:30-Leviticus 13:18
- 5.Leviticus 13:19-Numberi 5:6
- 6.Numberi 5:8-Numberi 32:29
- 7.Numberi 32:30-Deuteronomium 22:22
- 8.Deuteronomium 22:24-Jozua 22:7
- 9.Jozua 22:10-Richteren 14:17
- 10.Richteren 14:18-1 Samuël 9:14
- 11.1 Samuël 9:17-1 Samuël 25:31
- 12.1 Samuël 25:34-2 Samuël 14:2
- 13.2 Samuël 14:4-1 Koningen 11:37
- 14.1 Koningen 11:38-2 Koningen 4:44
- 15.2 Koningen 5:1-1 Kronieken 10:8
- 16.1 Kronieken 10:12-2 Kronieken 25:8
- 17.2 Kronieken 25:21-Job 9:20
- 18.Job 9:21-Psalmen 61:8
- 19.Psalmen 63:6-Jesaja 1:20
- 20.Jesaja 3:7-Jeremia 9:1
- 21.Jeremia 9:2-Jeremia 29:21
- 22.Jeremia 29:25-Jeremia 50:23
- 23.Jeremia 50:33-Ezechiël 28:2
- 24.Ezechiël 28:12-Amos 3:11
- 25.Amos 4:12-Mattheüs 17:4
- 26.Mattheüs 17:20-Markus 13:7
- 27.Markus 13:11-Johannes 1:51
- 28.Johannes 2:5-Johannes 21:11
- 29.Johannes 21:18-Romeinen 13:7
- 30.Romeinen 13:9-2 Corinthiër 11:4
- 31.2 Corinthiër 11:15-Hebreeën 7:15
- 32.Hebreeën 8:4-Openbaring 21:16
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (200)
- Exodus (144)
- Leviticus (149)
- Numberi (122)
- Deuteronomium (125)
- Jozua (78)
- Richteren (121)
- Ruth (18)
- 1 Samuël (179)
- 2 Samuël (126)
- 1 Koningen (103)
- 2 Koningen (125)
- 1 Kronieken (50)
- 2 Kronieken (84)
- Ezra (12)
- Nehemia (25)
- Esther (22)
- Job (86)
- Psalmen (80)
- Spreuken (32)
- Prediker (10)
- Hooglied (6)
- Jesaja (72)
- Jeremia (244)
- Klaagliederen (9)
- Ezechiël (138)
- Daniël (23)
- Hosea (13)
- Joël (3)
- Amos (12)
- Obadja (3)
- Jona (1)
- Micha (9)
- Nahum (4)
- Habakuk (5)
- Zefanja (1)
- Zacharia (9)
- Maleachi (2)
- Mattheüs (103)
- Markus (62)
- Lukas (88)
- Johannes (104)
- Handelingen (52)
- Romeinen (55)
- 1 Corinthiërs (68)
- 2 Corinthiër (34)
- Galaten (30)
- Efeziërs (6)
- Filippenzen (7)
- Colossenzen (5)
- 1 Thessalonicenzen (6)
- 2 Thessalonicenzen (2)
- 1 Timotheüs (14)
- 2 Timotheüs (2)
- Titus (1)
- Filémon (2)
- Hebreeën (30)
- Jakobus (14)
- 1 Petrus (13)
- 2 Petrus (3)
- 1 Johannes (21)
- 3 Johannes (2)
- Judas (1)
- Openbaring (20)