'Voor' in de Bijbel
Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte;
Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten?
Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is een Schild dengenen, die oprechtelijk wandelen;
Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn;
Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen.
Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals.
Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt.
Want ik was mijns vaders zoon, teder, en een enige voor het aangezicht mijner moeder.
Want zij zijn het leven dengenen, die ze vinden, en een medicijn voor hun gehele vlees.
Laat uw ogen rechtuit zien, en uw oogleden zich recht voor u heen houden.
Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen.
Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt;
Om u te bewaren voor de kwade vrouw, voor het gevlei der vreemde tong.
Opdat zij u bewaren voor een vreemde vrouw, voor de onbekende, die met haar redenen vleit.
Aan de zijde der poorten, voor aan de stad, aan den ingang der deuren roept Zij overluid:
Zij zijn alle recht voor dengene, die verstandig is, en rechtmatig voor degenen, die wetenschap vinden.
De HEERE bezat Mij in het beginsel Zijns wegs, voor Zijn werken, van toen aan.
Aleer de bergen ingevest waren, voor de heuvelen was Ik geboren.
Toen was Ik een voedsterling bij Hem, en Ik was dagelijks Zijn vermakingen, te aller tijd voor Zijn aangezicht spelende;
Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen.
Het is voor den zot als spel, schandelijkheid te doen; maar voor een man van verstand, wijsheid te plegen.
De weg des HEEREN is voor den oprechte sterkte; maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring.
Als iemand voor een vreemde borg geworden is, hij zal zekerlijk verbroken worden; maar wie degenen haat, die in de hand klappen, is zeker.
De goddeloze doet een vals werk; maar voor degene, die gerechtigheid zaait, is trouwe loon.
Een waarachtige lip zal bevestigd worden in eeuwigheid; maar een valse tong is maar voor een ogenblik.
Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet.
De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken.
De goede zal zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen des zondaars is voor de rechtvaardige weggelegd.
De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht.
De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen.
Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten.
De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; en die de bestraffing haat, zal sterven.
De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensenkinderen?
De vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid; en de nederigheid gaat voor de eer.
Hovaardigheid is voor de verbreking, en hoogheid des geestes voor den val.
Liefelijke redenen zijn een honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente.
De ziel des arbeidzamen arbeidt voor zichzelven; want zijn mond buigt zich voor hem.
De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; maar de HEERE proeft de harten.
Die kwaad voor goed vergeldt, het kwaad zal van zijn huis niet wijken.
Een zotte zoon is een verdriet voor zijn vader, en bittere droefheid voor degene, die hem gebaard heeft.
Voor de verbreking zal des mensen hart zich verheffen; en de nederigheid gaat voor de eer.
De gift des mensen maakt hem ruimte, en zij geleidt hem voor het aangezicht der groten.
Gerichten zijn voor de spotters bereid, en slagen voor den rug der zotten.
Het is eer voor een man, van twist af te blijven; maar ieder dwaas zal er zich in mengen.
Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden.
Die zijn oor stopt voor het geschrei des armen, die zal ook roepen, en niet verhoord worden.
Het is den rechtvaardige een blijdschap recht te doen; maar voor de werkers der ongerechtigheid is het verschrikking.
De goddeloze is een rantsoen voor de rechtvaardigen, en de trouweloze voor de oprechten.
Wees niet onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen, die voor schulden borg zijn.
Hebt gij een man gezien, die vaardig in zijn werk is? Hij zal voor het aangezicht der koningen gesteld worden; voor het aangezicht der ongeachte lieden zal hij niet gesteld worden.
Als gij aangezeten zult zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk letten op dengene, die voor uw aangezicht is.
Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het verstand uwer woorden verachten.
Want door wijze raadslagen zult gij voor u den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers is de overwinning.
Alle wijsheid is voor den dwaze te hoog; hij zal in de poort zijn mond niet opendoen.
Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte.
Zodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal er beloning wezen, en uw verwachting zal niet afgesneden worden.
Maar voor degenen, die hem bestraffen, zal liefelijkheid zijn; en de zegen des goeds zal op hem komen.
Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, en bouw daarna uw huis.
Doe het schuim van het zilver weg, en er zal een vat voor den smelter uitkomen;
Praal niet voor het aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der groten;
Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben.
De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader.
Een zweep is voor het paard, een toom voor den ezel, en een roede voor den rug der zotten.
Grimmigheid en overloping van toorn is wreedheid; maar wie zal voor nijdigheid bestaan?
Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende vrouw.
De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; alzo is een man naar zijn lof te proeven.
Die zijn goed vermeerdert met woeker en met overwinst, vergadert dat voor dengene, die zich des armen ontfermt.
Een man, die zijn naaste vleit, spreidt een net uit voor deszelfs gangen.
Deze drie dingen zijn voor mij te wonderlijk, ja, vier, die ik niet weet:
De oude leeuw geweldig onder de gedierten, die voor niemand zal wederkeren;
Open uw mond voor den stomme, voor de rechtzaak van allen, die omkomen zouden.
Lamed. Zij vreest voor haar huis niet vanwege de sneeuw; want haar ganse huis is met dubbele klederen gekleed.
Mem. Zij maakt voor zich tapijtsieraad; haar kleding is fijn linnen en purper.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (147)
- Exodus (171)
- Leviticus (185)
- Numberi (152)
- Deuteronomium (160)
- Jozua (113)
- Richteren (63)
- Ruth (5)
- 1 Samuël (123)
- 2 Samuël (94)
- 1 Koningen (110)
- 2 Koningen (100)
- 1 Kronieken (109)
- 2 Kronieken (126)
- Ezra (27)
- Nehemia (41)
- Esther (41)
- Job (94)
- Psalmen (247)
- Spreuken (73)
- Prediker (26)
- Hooglied (4)
- Jesaja (123)
- Jeremia (124)
- Klaagliederen (14)
- Ezechiël (147)
- Daniël (60)
- Hosea (13)
- Joël (5)
- Amos (9)
- Jona (3)
- Micha (11)
- Nahum (4)
- Habakuk (9)
- Zefanja (4)
- Zacharia (20)
- Maleachi (5)
- Mattheüs (51)
- Markus (24)
- Lukas (69)
- Johannes (36)
- Handelingen (70)
- Romeinen (34)
- 1 Corinthiërs (19)
- 2 Corinthiër (23)
- Galaten (11)
- Efeziërs (8)
- Filippenzen (3)
- Colossenzen (9)
- 1 Thessalonicenzen (8)
- 2 Thessalonicenzen (4)
- 1 Timotheüs (11)
- 2 Timotheüs (5)
- Titus (4)
- Filémon (4)
- Hebreeën (28)
- Jakobus (8)
- 1 Petrus (10)
- 2 Petrus (2)
- 1 Johannes (7)
- 2 Johannes (1)
- 3 Johannes (2)
- Judas (2)
- Openbaring (36)