'Zijn' in de Bijbel
Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals.
Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.
Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads.
Want de HEERE geeft wijsheid; uit Zijn mond komt kennis en verstand.
Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn;
Die blijde zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden des kwaden;
Welker paden verkeerd zijn, en afwijkende in hun sporen;
Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen.
Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding;
Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede.
Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw.
Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals.
Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen.
Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen.
Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte.
Want zij zijn het leven dengenen, die ze vinden, en een medicijn voor hun gehele vlees.
Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens.
Weeg den gang uws voets, en laat al uw wegen wel gevestigd zijn.
Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt.
Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u.
Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen.
Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden.
Wenkt met zijn ogen, spreekt met zijn voeten, leert met zijn vingeren;
In zijn hart zijn verkeerdheden, hij smeedt te aller tijd kwaad; hij werpt twisten in.
Daarom zal zijn verderf haastelijk komen; hij zal schielijk verbroken worden, dat er geen genezen aan zij.
Deze zes haat de HEERE; ja, zeven zijn Zijn ziel een gruwel:
Want het gebod is een lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen der tucht zijn de weg des levens;
Zal iemand vuur in zijn boezem nemen, dat zijn klederen niet verbrand worden?
Zal iemand op kolen gaan, dat zijn voeten niet branden?
Men doet een dief geen verachting aan, als hij steelt om zijn ziel te vullen, dewijl hij honger heeft;
En gevonden zijnde, vergeldt hij het zevenvoudig; hij geeft al het goed van zijn huis.
Maar die met een vrouw overspel doet, is verstandeloos; hij verderft zijn ziel, die dat doet;
Plage en schande zal hij vinden, en zijn smaad zal niet uitgewist worden.
Dankoffers zijn bij mij, ik heb heden mijn geloften betaald;
Want de man is niet in zijn huis, hij is een verren weg getogen;
Hij heeft een bundel gelds in zijn hand genomen; ten bestemden dage zal hij naar zijn huis komen.
Totdat hem de pijl zijn lever doorsneed; gelijk een vogel zich haast naar den strik, en niet weet, dat dezelve tegen zijn leven is.
Want zij heeft veel gewonden nedergeveld, en al haar gedoden zijn machtig vele.
Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods.
Op de spits der hoge plaatsen, aan den weg, ter plaatse, waar paden zijn, staat Zij;
Hoort, want ik zal vorstelijke dingen spreken, en de opening Mijner lippen zal enkel billijkheid zijn.
Al de redenen Mijns monds zijn in gerechtigheid; er is niets verdraaids, noch verkeerds in.
Zij zijn alle recht voor dengene, die verstandig is, en rechtmatig voor degenen, die wetenschap vinden.
Raad en het wezen zijn Mijne; Ik ben het Verstand, Mijne is de Sterkte.
De HEERE bezat Mij in het beginsel Zijns wegs, voor Zijn werken, van toen aan.
Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de wateren Zijn bevel niet zouden overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde stelde;
Toen was Ik een voedsterling bij Hem, en Ik was dagelijks Zijn vermakingen, te aller tijd voor Zijn aangezicht spelende;
Spelende in de wereld Zijns aardrijks, en Mijn vermakingen zijn met de mensenkinderen.
Nu dan, kinderen! hoort naar Mij; want welgelukzalig zijn zij, die Mijn wegen bewaren.
Maar die tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan; allen, die Mij haten, hebben den dood lief.
Wie den spotter tuchtigt, behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn schandvlek.
De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk.
Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel.
Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn; maar de naam der goddelozen zal verrotten.
Die in oprechtheid wandelt, wandelt zeker; maar die zijn wegen verkeert, zal bekend worden.
In de veelheid der woorden ontbreekt de overtreding niet; maar die zijn lippen wederhoudt, is kloek verstandig.
Een bedriegelijke weegschaal is den HEERE een gruwel; maar een volkomen weegsteen is Zijn welgevallen.
De gerechtigheid des oprechten maakt zijn weg recht; maar de goddeloze valt door zijn goddeloosheid.
Als de goddeloze mens sterft, vergaat zijn verwachting; zelfs is de allersterkste hoop vergaan.
De rechtvaardige wordt uit benauwdheid bevrijd; en de goddeloze komt in zijn plaats.
De huichelaar verderft zijn naaste door den mond; maar door wetenschap worden de rechtvaardigen bevrijd.
Die verstandeloos is, veracht zijn naaste; maar een man van groot verstand zwijgt stil.
Als er geen wijze raadslagen zijn, vervalt het volk; maar de behoudenis is in de veelheid der raadslieden.
Een goedertieren mens doet zijn ziel wel; maar die wreed is, beroert zijn vlees.
Alzo is de gerechtigheid ten leven, gelijk die het kwade najaagt, naar zijn dood jaagt.
De verkeerden van hart zijn den HEERE een gruwel; maar de oprechten van weg zijn Zijn welgevallen.
Hand aan hand zal de boze niet onschuldig zijn; maar het zaad der rechtvaardigen zal ontkomen.
Wie koren inhoudt, dien vloekt het volk; maar de zegening zal zijn over het hoofd des verkopers.
Wie op zijn rijkdom vertrouwt, die zal vallen; maar de rechtvaardigen zullen groenen als loof.
Wie zijn huis beroert, zal wind erven; en de dwaas zal een knecht zijn desgenen, die wijs van hart is.
Een kloeke huisvrouw is een kroon haars heren; maar die beschaamt maakt, is als verrotting in zijn beenderen.
Der rechtvaardigen gedachten zijn recht; der goddelozen raadslagen zijn bedrog.
De woorden der goddelozen zijn om op bloed te loeren; maar de mond der oprechten zal ze redden.
De goddelozen worden omgekeerd, dat zij niet meer zijn; maar het huis der rechtvaardigen zal bestaan.
Een ieder zal geprezen worden, naardat zijn verstandigheid is; maar die verkeerd van hart is, zal tot verachting wezen.
De rechtvaardige kent het leven van zijn beest; maar de barmhartigheden der goddelozen zijn wreed.
Die zijn land bouwt, zal van brood verzadigd worden; maar die ijdele mensen volgt, is verstandeloos.
De weg des dwazen is recht in zijn ogen; maar die naar raad hoort, is wijs.
Valse lippen zijn den HEERE een gruwel; maar die trouwelijk handelen, zijn Zijn welgevallen.
De rechtvaardige is voortreffelijker dan zijn naaste; maar de weg der goddelozen doet hen dwalen.
Een bedrieger zal zijn jachtvang niet braden; maar het kostelijk goed des mensen is des vlijtigen.
Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet.
Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom; maar de arme hoort het schelden niet.
Die zijn roede inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging.
Die in zijn oprechtheid wandelt, vreest den HEERE; maar die afwijkt in zijn wegen, veracht Hem.
Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel.
De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij.
Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen.
Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods.
Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven.
De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang.
De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele.
Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig.
In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen.
De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood.
Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
De ogen des HEEREN zijn in alle plaatsen, beschouwende de kwaden en de goeden.
Het offer der goddelozen is den HEERE een gruwel; maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen.
De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensenkinderen?
Zoekresultaten vervolgd...
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (568)
- Exodus (387)
- Leviticus (418)
- Numberi (401)
- Deuteronomium (343)
- Jozua (126)
- Richteren (189)
- Ruth (24)
- 1 Samuël (294)
- 2 Samuël (239)
- 1 Koningen (263)
- 2 Koningen (243)
- 1 Kronieken (284)
- 2 Kronieken (266)
- Ezra (54)
- Nehemia (79)
- Esther (46)
- Job (348)
- Psalmen (652)
- Spreuken (283)
- Prediker (77)
- Hooglied (44)
- Jesaja (458)
- Jeremia (409)
- Klaagliederen (56)
- Ezechiël (394)
- Daniël (153)
- Hosea (65)
- Joël (23)
- Amos (38)
- Obadja (11)
- Jona (8)
- Micha (41)
- Nahum (18)
- Habakuk (23)
- Zefanja (20)
- Haggaï (38)
- Zacharia (81)
- Maleachi (19)
- Mattheüs (308)
- Markus (165)
- Lukas (290)
- Johannes (183)
- Handelingen (165)
- Romeinen (124)
- 1 Corinthiërs (116)
- 2 Corinthiër (68)
- Galaten (34)
- Efeziërs (29)
- Filippenzen (29)
- Colossenzen (25)
- 1 Thessalonicenzen (32)
- 2 Thessalonicenzen (6)
- 1 Timotheüs (30)
- 2 Timotheüs (21)
- Titus (23)
- Filémon (2)
- Hebreeën (83)
- Jakobus (23)
- 1 Petrus (19)
- 2 Petrus (26)
- 1 Johannes (48)
- 2 Johannes (5)
- 3 Johannes (4)
- Judas (11)
- Openbaring (153)
Verwante onderwerpen
- Achterklap
- Afkeer
- Afkeer Van God
- Aframmeling
- Alcoholisme
- Alwetende God
- Arme Mensen
- Balans
- Beslissingen Nemen
- Beste Vrienden
- Bier
- De Armen Helpen
- De Armen Voeden
- De Kracht Van Woorden
- De Rechtvaardigen
- De Rijken
- De kracht Van Vrouwen
- De tong
- Discipline Kind
- Dwazen
- Een Goede Man
- Emoties
- Ethiek Van Zaken Doen
- Familie Problemen
- Geld Sparen
- Gevallen En Verlost Hart
- Gevolgen Van Dwaasheid
- Gezegdes
- Gezondheid En Genezen
- Glimlachen
- Goddelijke Mannen
- Goede Koningen
- Grappen Maken
- Hard Werken En Niet Lui Zijn
- Hebzucht
- Hoe Stilte Wijs Is
- Hoop En Heling
- Hypocrisie Tonen
- Kanker
- Kenmerken Van Dwazen
- Kinderen Opvoeden
- Kinderen, Verantwoordelijkheden Jegens Ouders
- Kracht En Betekenis Van Spraak
- Kwaad Dat Spreekt
- Langzaam Woedend Worden
- Lippen
- Luchten
- Lui Zijn
- Luiaards
- Menselijk Belang Van Wijsheid
- Moederschap
- Negatieve Aspecten Van Spraak
- Onderscheidingsvermogen
- Ontrouw
- Ouders Die Fout Zijn
- Paden
- Plezier
- Positief Zijn
- Rentmeesterschap Over Geld
- Roddelen
- Slecht Advies
- Sluiting
- Spotters
- Superioriteit
- Taal
- Trots
- Uitmuntendheid
- Vaders En Zonen
- Vals Vertrouwen
- Valse Vrienden
- Valsspelers
- Verantwoordelijkheden Van Vaders
- Verdraaide Paden
- Verenigingen Van Kwaad
- Vrienden
- Vrienden Verliezen
- Vriendschap En Liefde
- Vriendschap En Vertrouwen
- Vriendschap Kjv
- Waardigheid
- Wijs
- Wijsheid En Leiding
- Zelfbeheersing
- Zeuren
- Zonde Veroorzaakt Dood