18916 gebeurtenissen

'De' in de Bijbel

De smarten dergenen, die een anderen God begiftigen, zullen vermenigvuldigd worden; ik zal hun drankofferen van bloed niet offeren, en hun namen op mijn lippen niet nemen.

De snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen; ja, een schone erfenis is mij geworden.

Een gebed van David. HEERE! hoor de gerechtigheid, merk op mijn geschrei, neem ter ore mijn gebed, met onbedriegelijke lippen gesproken.

Laat mijn recht van voor Uw aangezicht uitgaan, laat Uw ogen de billijkheden aanschouwen.

Aangaande de handelingen des mensen, ik heb mij, naar het woord Uwer lippen, gewacht voor de paden des inbrekers;

Met Uw hand van de lieden, o HEERE! van de lieden, die van de wereld zijn, welker deel in dit leven is, welker buik Gij vervult met Uw verborgen schat; de kinderen worden verzadigd, en zij laten hun overschot hun kinderkens achter.

Voor den opperzangmeester, een psalm van David, de knecht des HEEREN, die de woorden dezes lieds tot den HEERE gesproken heeft, ten dage, als de HEERE hem gered had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul. (1a) Hij zeide dan: Ik zal U hartelijk liefhebben, HEERE, mijn Sterkte!

Toen daverde en beefde de aarde, en de gronden der bergen beroerden zich en daverden, omdat Hij ontstoken was.

En de HEERE donderde in den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem, hagel en vurige kolen.

En Hij zond Zijn pijlen uit, en verstrooide ze; en Hij vermenigvuldigde de bliksemen, en verschrikte ze.

En de diepe kolken der wateren werden gezien, en de gronden der wereld werden ontdekt, van Uw schelden, o HEERE! van het geblaas des winds van Uw neus.

Hij zond van de hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren.

Zij hadden mij bejegend ten dage mijns ongevals; maar de HEERE was mij tot een Steunsel.

En Hij voerde mij uit in de ruimte, Hij rukte mij uit, want Hij had lust aan mij.

De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid, Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen.

Zo gaf mij de HEERE weder naar mijn gerechtigheid, naar de reinigheid mijner handen, voor Zijn ogen.

Want Gij doet mijn lamp lichten; de HEERE, mijn God, doet mijn duisternis opklaren.

Gij hebt mij uitgeholpen van de twisten des volks; Gij hebt mij gesteld tot een hoofd der heidenen; het volk, dat ik niet kende, heeft mij gediend.

De HEERE leeft, en geloofd zij mijn Rotssteen, en verhoogd zij de God mijns heils!

De God, Die mij volkomen wraak geeft, en de volken onder mij brengt;

[ (Psalms 18:51) Die de verlossingen Zijns konings groot maakt, en goedertierenheid doet aan Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad tot in eeuwigheid. ]

De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap.

Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets is verborgen voor haar hitte.

Alsnu weet ik, dat de HEERE Zijn Gezalfde behoudt; Hij zal Hem verhoren uit den hemel Zijner heiligheid; het heil Zijner rechterhand zal zijn met mogendheden.

Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (1a) O HEERE! de koning is verblijd over Uw sterkte; en hoezeer is hij verheugd over Uw heil!

Gij hebt hem zijns harten wens gegeven, en de uitspraak zijner lippen hebt Gij niet geweerd. Sela.

Want de koning vertrouwt op den HEERE, en door de goedertierenheid des Allerhoogsten zal hij niet wankelen.

Gij zult hen zetten als een vurige oven ter tijd uws toornigen aangezichts; de HEERE zal hen in Zijn toorn verslinden, en het vuur zal hen verteren.

Gij zult hun vrucht van de aarde verdoen, en hun zaad van de kinderen der mensen.

Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Aijeleth hasschachar. (1a) Mijn God, mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, van de woorden mijns brullens?

Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af; van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God.

Verlos mij uit des leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoornen.

Want Hij heeft niet veracht, noch verfoeid de verdrukking des verdrukten, noch Zijn aangezicht voor hem verborgen; maar Hij heeft gehoord, als die tot Hem riep.

De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; zij zullen den HEERE prijzen, die Hem zoeken; ulieder hart zal in eeuwigheid leven.

Want Hij heeft ze gegrond op de zeeen, en heeft ze gevestigd op de rivieren.

Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga!

Heft uw hoofden op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren! opdat de Koning der ere inga!

Wie is Hij, deze Koning der ere? De HEERE der heirscharen, Die is de Koning der ere. Sela.

He. Vau. Leid mij in Uw waarheid, en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils; U verwacht ik den ganse dag.

Teth. De HEERE is goed en recht; daarom zal Hij de zondaars onderwijzen in den weg.

Mem. Wie is de man, die den HEERE vreest? Hij zal hem onderwijzen in den weg, dien hij zal hebben te verkiezen.

Nun. Zijn ziel zal vernachten in het goede, en zijn zaad zal de aarde beerven.

Tsade. De benauwdheden mijns harten hebben zich wijd uitgestrekt; voer mij uit mijn noden.

Ik haat de vergadering der boosdoeners, en bij de goddelozen zit ik niet.

HEERE! ik heb lief de woning van Uw huis, en de plaats des tabernakels Uwer eer.

Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds;

Mijn voet staat op effen baan; ik zal den HEERE loven in de vergaderingen.

Als de bozen, mijn tegenpartijen, en mijn vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, en vielen.

Geef mij niet over in de begeerte mijner tegenpartijders; want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan, mitsgaders die wrevel uitblaast.

Hoor de stem mijner smekingen, als ik tot U roep, als ik mijn handen ophef naar de aanspraakplaats Uwer heiligheid.

Trek mij niet weg met de goddelozen, en met de werkers der ongerechtigheid, die van vrede spreken met hun naasten, maar kwaad is in hun hart.

Geef hun naar hun doen, en naar de boosheid hunner handelingen; geef hun naar hunner handen werk; doe hun vergelding tot hen wederkeren.

Omdat zij niet letten op de daden des HEEREN, noch op het werk Zijner handen, zo zal Hij hen afbreken en zal hen niet bouwen.

De stem des HEEREN breekt de cederen; ja, de HEERE verbreekt de cederen van Libanon.

En Hij doet ze huppelen als een kalf, de Libanon en Sirjon als een jongen eenhoorn.

De stem des HEEREN houwt er vlammen vuurs uit.

De stem des HEEREN doet de woestijn beven; de HEERE doet de woestijn Kades beven.

De stem des HEEREN doet de hinden jongen werpen, en ontbloot de wouden; maar in Zijn tempel zegt Hem een iegelijk eer.

Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven? Zal het Uw waarheid verkondigen?

Zoekresultaten op Versies

Zoekresultaten op Boek

Alle Boeken

Public domain