'Des' in de Bijbel
Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan redenen des verstands;
De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht.
Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren.
Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads.
Dan zult gij de vreze des HEEREN verstaan, en zult de kennis van God vinden.
Opdat zij de paden des rechts houden; en Hij zal den weg Zijner gunstgenoten bewaren.
Die blijde zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden des kwaden;
Allen die tot haar ingaan, zullen niet wederkomen, en zullen de paden des levens niet aantreffen;
Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding;
Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig.
Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen.
De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen.
Hoort, gij kinderen! de tucht des vaders, en merkt op, om verstand te weten.
Hoor, mijn zoon! en neem mijn redenen aan, en de jaren des levens zullen u vermenigvuldigd worden.
Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens.
Doe de verkeerdheid des monds van u weg, en doe de verdraaidheid der lippen verre van u.
Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt.
Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden;
Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen.
Red u, als een ree uit de hand des jagers, en als een vogel uit de hand des vogelvangers.
Een Belialsmens, een ondeugdzaam man gaat met verkeerdheid des monds om;
Want het gebod is een lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen der tucht zijn de weg des levens;
Want jaloersheid is een grimmigheid des mans; en in den dag der wraak zal hij niet verschonen.
In de schemering, in den avond des daags, in den zwarten nacht en de donkerheid;
Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods.
De vreze des HEEREN is, te haten het kwade, de hovaardigheid, en den hoogmoed, en den kwaden weg; Ik haat ook den mond der verkeerdheden.
Ik doe wandelen op den weg der gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts;
Toen Hij de hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het vlakke des afgronds beschreef;
Toen Hij de opperwolken van boven vestigde; toen Hij de fonteinen des afgronds vastmaakte;
Verlaat de slechtigheden, en leeft; en treedt in den weg des verstands.
De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand.
Want door Mij zullen uw dagen vermenigvuldigen, en de jaren des levens zullen u toegedaan worden.
De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen niet hongeren; maar de have der goddelozen stoot Hij weg.
Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn; maar de naam der goddelozen zal verrotten.
De mond des rechtvaardigen is een springader des levens; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
In de lippen des verstandigen wordt wijsheid gevonden; maar op den rug des verstandelozen de roede.
De wijzen leggen wetenschap weg; maar den mond des dwazen is de verstoring nabij.
Des rijken goed is een stad zijner sterkte; de armoede der geringen is hun verstoring.
Het werk des rechtvaardigen is ten leven; de inkomst des goddelozen is ter zonde.
De tong des rechtvaardigen is uitgelezen zilver; het hart der goddelozen is weinig waard.
De lippen des rechtvaardigen voeden er velen; maar de dwazen sterven door gebrek van verstand.
De zegen des HEEREN, die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart bij.
De vreze des goddelozen, die zal hem overkomen; maar de begeerte der rechtvaardigen zal God geven.
De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen; maar de jaren der goddelozen worden verkort.
De weg des HEEREN is voor den oprechte sterkte; maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring.
De mond des rechtvaardigen brengt overvloediglijk wijsheid voort; maar de tong der verkeerdheden zal uitgeroeid worden.
De lippen des rechtvaardigen weten wat welgevallig is; maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid.
De gerechtigheid des oprechten maakt zijn weg recht; maar de goddeloze valt door zijn goddeloosheid.
Wie koren inhoudt, dien vloekt het volk; maar de zegening zal zijn over het hoofd des verkopers.
De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens; en wie zielen vangt, is wijs.
Beter is, die zich gering acht, en een knecht heeft, dan die zichzelven eert, en des broods gebrek heeft.
In de overtreding der lippen is de strik des bozen; maar de rechtvaardige zal uit de benauwdheid uitkomen.
Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd; en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen.
De weg des dwazen is recht in zijn ogen; maar die naar raad hoort, is wijs.
De toorn des dwazen wordt ten zelven dage bekend; maar die kloekzinnig is, bedekt de schande.
Bekommernis in het hart des mensen buigt het neder; maar een goed woord verblijdt het.
Een bedrieger zal zijn jachtvang niet braden; maar het kostelijk goed des mensen is des vlijtigen.
Een wijs zoon hoort de tucht des vaders; maar een spotter hoort de bestraffing niet.
Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld.
De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden.
De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is een boom des levens.
Des wijzen leer is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.
De goede zal zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen des zondaars is voor de rechtvaardige weggelegd.
In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds; maar de lippen der wijzen bewaren hen.
De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij.
Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods.
De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen.
De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele.
In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen.
De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.
In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring.
Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen.
Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem.
Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend.
Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
De ogen des HEEREN zijn in alle plaatsen, beschouwende de kwaden en de goeden.
De medicijn der tong is een boom des levens; maar de verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest.
In het huis des rechtvaardigen is een grote schat; maar in des goddelozen inkomst is beroerte.
De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensenkinderen?
Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde maken; maar door de smart des harten wordt de geest verslagen.
Al de dagen des bedrukten zijn kwaad; maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd.
Beter is weinig met de vreze des HEEREN, dan een grote schat, en onrust daarbij.
De weg des luiaards is als een doornheg; maar het pad der oprechten is wel gebaand.
De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden.
Des bozen gedachten zijn den HEERE een gruwel; maar der reinen zijn liefelijke redenen.
Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich, om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten.
Het oor, dat de bestraffing des levens hoort, zal in het midden der wijzen vernachten.
De vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid; en de nederigheid gaat voor de eer.
De mens heeft schikkingen des harten; maar het antwoord der tong is van den HEERE.
Alle wegen des mans zijn zuiver in zijn ogen; maar de HEERE weegt de geesten.
De HEERE heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil; ja, ook den goddeloze tot den dag des kwaads.
Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend; en door de vreze des HEEREN wijkt men af van het kwade.
Het hart des mensen overdenkt zijn weg; maar de HEERE stiert zijn gang.
Waarzegging is op de lippen des konings; zijn mond zal niet overtreden in het gericht.
Een rechte waag en weegschaal zijn des HEEREN; alle weegstenen des zaks zijn Zijn werk.
De grimmigheid des konings is als de boden des doods; maar een wijs man zal die verzoenen.
In het licht van des konings aangezicht is leven; en zijn welgevallen is als een wolk des spaden regens.
Hovaardigheid is voor de verbreking, en hoogheid des geestes voor den val.
Het verstand dergenen, die het bezitten, is een springader des levens; maar de tucht der dwazen is dwaasheid.
Zoekresultaten vervolgd...
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (163)
- Exodus (225)
- Leviticus (208)
- Numberi (233)
- Deuteronomium (177)
- Jozua (119)
- Richteren (98)
- Ruth (5)
- 1 Samuël (154)
- 2 Samuël (106)
- 1 Koningen (173)
- 2 Koningen (178)
- 1 Kronieken (119)
- 2 Kronieken (233)
- Ezra (56)
- Nehemia (57)
- Esther (79)
- Job (109)
- Psalmen (267)
- Spreuken (176)
- Prediker (40)
- Hooglied (8)
- Jesaja (218)
- Jeremia (313)
- Klaagliederen (22)
- Ezechiël (224)
- Daniël (91)
- Hosea (23)
- Joël (19)
- Amos (20)
- Obadja (2)
- Jona (10)
- Micha (17)
- Nahum (3)
- Habakuk (9)
- Zefanja (16)
- Zacharia (55)
- Maleachi (14)
- Mattheüs (116)
- Markus (64)
- Lukas (111)
- Johannes (54)
- Handelingen (116)
- Romeinen (49)
- 1 Corinthiërs (37)
- 2 Corinthiër (26)
- Galaten (14)
- Efeziërs (17)
- Filippenzen (13)
- Colossenzen (11)
- 1 Thessalonicenzen (11)
- 2 Thessalonicenzen (7)
- 1 Timotheüs (12)
- 2 Timotheüs (6)
- Titus (3)
- Filémon (1)
- Hebreeën (46)
- Jakobus (16)
- 1 Petrus (14)
- 2 Petrus (6)
- 1 Johannes (7)
- 2 Johannes (1)
- Judas (3)
- Openbaring (73)
Verwante onderwerpen
- Alwetende God
- Angst Voor God
- Arrogantie
- Beslissingen Nemen
- Beslissingen Nemen
- Beste Vrienden
- De Aard Van Menselijke Wijsheid
- De Angst Voor De Heer
- De Armen Helpen
- De Mens
- De Rechtvaardigen
- De Rijken
- Discipline Kind
- Dwazen
- Een Goede Man
- Eerbied En Zegening